Mobiele menu

Naar een kennissynthese "Onderkenning en aanpak van laaggeletterdheid in relatie tot gezondheidsvaardigheden"

Projectomschrijving

Als kenniscentrum op het gebied van taalontwikkeling en onderwijs wilde het Expertisecentrum Nederlands vanuit het perspectief van geletterdheid de relatie tussen gezondheidsvaardigheden en laaggeletterdheid onderzoeken. De focus lag daarbij op interventies. Vanuit dat perspectief hebben we twee onderzoekslijnen uitgezet. De huidige Nederlandse praktijk hebben we in kaart gebracht met een inventarisatieonderzoek. Gemeenten zijn bevraagd op hun beleid, er heeft deskresearch plaatsgevonden rond lesmaterialen en aanbieders – waaronder ROC’s – zijn bevraagd op hun ervaringen. Daarnaast hebben we (inter)nationale literatuur gezocht rond effectieve interventies voor laaggeletterden gericht op lezen en schrijven, al dan niet in combinatie met gezondheidsvaardigheden. Binnen de gemeenten blijkt er vooral aandacht te zijn voor het domein werk en veel minder voor gezondheidsvaardigheden. Het beschikbare materiaal besteedt wel aandacht aan gezondheid, maar lang niet altijd aan gezondheidsvaardigheden. Een volledige integratie van gezondheidsvaardigheden en geletterdheid in cursussen/onderwijs zien we zelden in het Nederlandse aanbod. Voor een verdere ontwikkeling daarvan kunnen we gebruik maken van goede voorbeelden en onderzoek uit met name Amerika.

Verslagen


Samenvatting van de aanvraag

ZonMw streeft naar de verbetering van zorg en gezondheid. Daarvoor zijn twee dingen nodig: kennis en het daadwerkelijk gebruiken van die kennis. Binnen het thema ‘Preventie’ willen wij graag een bijdrage leveren aan het bevorderen van gezond gedrag en het voorkomen van ziekte middels een kennissynthese met betrekking tot het vergroten van de gezondheidsvaardigheden van laaggeletterden. Deze kennissynthese bestaat enerzijds uit een literatuuronderzoek dat moet resulteren in een evidence-based overzicht van de (inter)nationale literatuur op het terrein van onderkenning, diversiteit en aanpak van laaggeletterdheid. Bij die aanpak kijken wij in het bijzonder naar interventies die zich richten op het verbeteren van de gezondheidsvaardigheden van laaggeletterden. Anderzijds willen we komen tot een inventarisatie van bestaande interventies voor laaggeletterden in Nederland. Ook daarbij richten we ons in het bijzonder op interventies die beogen de gezondheidsvaardigheden te verbeteren. Gezondheidsvaardigheden staan de laatste jaren volop in de belangstelling. Niet verwonderlijk gezien het feit dat uit studies rond ‘health literacy’ oftewel gezondheidsvaardigheden (o.a. Berkman et al., 2011a, 2011b, Groot & Maassen van den Brink, 2006, Fransen et al., 2011, Rademakers 2014) blijkt dat er samenhang is met slechtere gezondheidsuitkomsten: een minder goede gezondheid en een grotere kans op overlijden. Veel onderzoek binnen deze discipline is nu dus gericht op de wijze waarop de gezondheidsvaardigheden verbeterd kunnen worden. In dit onderzoek willen we kijken naar de manier waarop die verbetering kan plaatsvinden door de uitvoer van interventies bij laaggeletterden die vaak beschikken over lagere gezondheidsvaardigheden (Twickler et al.,2009). Daarvoor moeten we eerst vaststellen wat gezondheidsvaardigheden zijn, wat we verstaan onder laaggeletterdheid en welke interventies we meenemen in onze studie. Wat betreft het eerste begrip gaan we uit van de driedeling van Nutbeam (2000): functionele, interactieve en kritische gezondheidsvaardigheden. De relatie tussen deze verschillende gezondheidsvaardigheden en laaggeletterdheid moet echter genuanceerd bekeken worden (Gezondheidsraad, 2011). Daarnaast vraagt het begrip laaggeletterdheid om verheldering. Het is van belang dat we meer zicht krijgen op de samenstelling van de groep laaggeletterden in Nederland. Hoe beter we weten wat de kenmerken zijn van de verschillende subgroepen, hoe beter we weten waaraan bestaande en toekomstige interventies moeten voldoen. Deelvraag hierbij is of er onderscheid gemaakt moet worden tussen laaggeletterden specifiek als het gaat om gezondheidsvaardigheden. Zijn er redenen om ervan uit te gaan dat bepaalde groepen laaggeletterden relatief slechtere gezondheidsvaardigheden hebben? Als het gaat om de interventies richten wij ons in eerste instantie op interventies die tot doel hebben de functionele geletterdheid in het algemeen te verhogen. Daarbinnen richten we ons op interventies die tot doel hebben de functionele gezondheidsvaardigheden te verbeteren. Maar ook de interventies die zich richten op interactieve en kritische gezondheidsvaardigheden nemen wij mee in onze studie. De beoogde kennissynthese moet een antwoord geven op de volgende vragen: 1. Welke interventies worden er in de Nederlandse context gebruikt, gericht op het bestrijden van laaggeletterdheid (al dan niet in relatie tot gezondheidsvaardigheden), en wat is er bekend over de effectiviteit ervan? 2. Aan welke criteria moeten effectieve interventies ter bestrijding van laaggeletterdheid (al dan niet in relatie tot gezondheidsvaardigheden) voldoen? Wat is er bekend over specifieke eisen die gelden voor subgroepen binnen de heterogene groep die het hier betreft? De beantwoording van onderzoeksvraag 1 staat centraal in een inventarisatiestudie. Het tweede deel van de kennissynthese bestaat uit een kwalitatief literatuuronderzoek, met als doel om te komen tot een overzicht van de (inter)nationale literatuur op het terrein van de onderkenning, diversiteit en aanpak van laaggeletterdheid in relatie tot gezondheidsvaardigheden. De focus zal daarbij liggen op het inventariseren van evidence-based studies. Echter, ook studies die zich richten op laaggeletterdheid sec zullen worden meegenomen. Het antwoord op beide vragen stelt ons in staat om advies uit te brengen over wat er aan onderzoek en ontwikkeling nodig is om in Nederland de bestrijding van lage gezondheidsvaardigheden op een hoger plan te brengen qua doelgerichtheid en effectiviteit.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
20005095435
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2015
2018
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. H. Strating
Verantwoordelijke organisatie:
Expertisecentrum Nederlands