Mobiele menu

De praktijk van palliatieve sedatie na introductie van de KNMG richtlijn: een onderzoek in twee regio’s.

Projectomschrijving

In dit onderzoeksproject is de praktijk van palliatieve sedatie beschreven en heeft nagegaan in hoeverre deze in overeenstemming is met de KNMG-richtlijn. Hierbij is vooral gekeken naar één specifieke vorm van palliatieve sedatie, namelijk continue sedatie tot aan het overlijden.

Proces: vragenlijststudie, vergelijkingsonderzoek en interviewstudie

Er werden 4 deelonderzoeken uitgevoerd: een vragenlijststudie onder artsen, een vergelijking van de ervaringen van artsen met die van verpleegkundigen, een interviewstudie onder artsen en een monitorstudie betreffende observatieschalen voor sedatiediepte. In dit laatst genoemde deelonderzoek werd ook gekeken naar intermitterende sedatie.

Resultaten

Uit de vragenlijststudie kan geconcludeerd worden dat de praktijk van continue sedatie grotendeels in overeenstemming is met de aanbevelingen uit de KNMG-richtlijn, waarbij verschillen in ervaringen van artsen en verpleegkundigen gerelateerd kunnen worden aan verschillen in professionele rollen en verantwoordelijkheden. Meer informatie over deze resultaten >> De Richmond Agitation-Sedation Scale (RASS) en de KNMG sedatiescore zijn de meest geschikte instrumenten voor het bepalen van de diepte van de sedatie.

Producten

Titel: Palliative sedation
Titel: Protocol palliatieve sedatie.
Titel: Het AMROSE onderzoek: (tevens dagvoorzitter)
Titel: De praktijk van de palliatieve sedatie. Presentatie van onderzoeksresultaten.
Titel: Palliatieve sedatie
Titel: Continue palliatieve sedatie bij patiënten met kanker en patiënten met andere ziekten.
Titel: De praktijk van de palliatieve sedatie. Inleiding op de praktijk
Titel: De praktijk van de palliatieve sedatie vanuit het perspectief van de MTH verpleegkundige.
Titel: Palliatieve sedatie: de praktijk?
Titel: The practice of palliative sedation
Titel: User-friendliness of observation scales instruments for assessing sedation depth.
Titel: Current practice of palliative sedation at home: a survey of Dutch nurses involved in the practice of palliative sedation at home.
Titel: Continuous palliative sedation for cancer and non-cancer patients.
Titel: Continue palliatieve sedatie bij patienten met kanker en patiënten met andere ziekten (abstract)
Titel: Monitoring the effect of palliative sedation.
Titel: Physician’s intended level of palliative sedation: comparison with validated measurement instruments.
Titel: Dutch physicians’ arguments for choosing the level of continuous sedation until death.
Titel: Characteristics of adequate outcome of continuous palliative sedation.
Titel: Physicians’ and nurses’ experiences with continuous palliative sedation in the Netherlands.

Verslagen


Eindverslag

Als in de stervensfase symptomen niet meer verlicht kunnen worden met conventionele behandeling, kan als uiterste behandeloptie besloten worden tot palliatieve sedatie. In december 2005 werd de “Richtlijn Palliatieve Sedatie” opgesteld, nadat deze ontwikkeld was door een door de KNMG ingestelde commissie. Het AMROSE onderzoek had tot doel de praktijk van palliatieve sedatie te beschrijven en na te gaan in hoeverre deze in overeenstemming is met de KNMG-richtlijn. In de rapportage werden vier deelonderzoeken betrokken: een vragenlijststudie onder artsen, een vergelijking van de ervaringen van artsen met die van verpleegkundigen, een interviewstudie onder artsen en een monitorstudie betreffende observatieschalen voor sedatiediepte. Uit de vragenlijststudie kan geconcludeerd worden dat de praktijk van continue sedatie grotendeels in overeenstemming is met de aanbevelingen uit de KNMG-richtlijn, waarbij verschillen in ervaringen van artsen en verpleegkundigen gerelateerd kunnen worden aan verschillen in professionele rollen en verantwoordelijkheden. De Richmond Agitation-Sedation Scale ( RASS) en de KNMG sedatiescore zijn geschikte instrumenten zijn voor het bepalen van de diepte van de sedatie.

In de laatste levensfase hebben veel patiënten last van ernstige symptomen. Soms zijn sederende middelen nodig om symptomen te verlichten die niet met conventionele behandelingen kunnen worden bestreden. De mate van sedatie die nodig is om symptomen te verlichten kan variëren van milde sedatie tot diepe sedatie. Verder kan de sedatie intermitterend of continue tot aan het overlijden worden toegepast. De toepassing van continue sedatie tot aan het overlijden is de meest verregaande beslissing, omdat de patiënt niet meer wakker wordt. Een Nederlandse studie toonde aan dat de praktijk van continue diepe sedatie tot aan het overlijden is toegenomen tot 8,2% van alle sterfgevallen in 2005. Palliatieve sedatie wordt in alle settings waar mensen komen te overlijden uitgevoerd: in het ziekenhuis, thuis door de huisarts, in het verpleeghuis en in het hospice. Hierbij zijn zowel artsen als verpleegkundigen betrokken. Over de praktijk van palliatieve sedatie is veel discussie, o.a. over de in acht te nemen voorwaarden, de uitvoering, en de relatie tussen palliatieve sedatie en euthanasie. Mede als gevolg van deze discussies is er in december 2005 door een KNMG commissie een landelijke richtlijn voor het gebruik van palliatieve sedatie ontwikkeld. De richtlijn gaat voornamelijk in op het besluitvormingsproces m.b.t. palliatieve sedatie. De richtlijn bevat geen duidelijke voorschriften voor het klinisch monitoren van de sedatie, bijvoorbeeld om te voorkomen dat patiënten onbedoeld weer wakker worden. De klinische praktijk wijst uit dat instrumenten ter beoordeling van de sedatiediepte bij palliatieve sedatie nagenoeg niet worden gebruikt. Over de wijze waarop de richtlijn in de praktijk wordt toegepast zijn nog geen gegevens beschikbaar.

De vraagstellingen van dit project zijn daarom:
1.Hoe kenmerkt de praktijk van palIiatieve sedatie zich in het ziekenhuis, het verpleeghuis, de huisartspraktijk en het hospice, en in hoeverre is deze in overeenstemming met de KNMG richtlijn palliatieve sedatie?
2.Welke knelpunten ondervinden artsen en verpleegkundigen in de besluitvorming over palliatieve sedatie? Zijn er aanknopingspunten voor verbetering aan te wijzen?
3.Welke knelpunten ondervinden artsen en verpleegkundigen in de uitvoering van palliatieve sedatie? Zijn er aanknopingspunten voor verbetering aan te wijzen?
4.Wat is de waarde van meetinstrumenten ter bepaling van de sedatiediepte voor toepassing in de praktijk van palliatieve sedatie? Welk instrument is voor de palliatieve praktijk het meest valide en betrouwbaar?

Voor het onderhavige project zullen 500 huisartsen, 200 verpleeghuisartsen, 500 medisch specialisten en circa 650 verpleegkundigen uit diverse settings in de regio’s Amsterdam en Rotterdambenaderd worden voor het invullen van een vragenlijst. Naast het gebruik van vragenlijsten zal m.b.v. gestructureerde kwalitatieve diepte-interviews de toepassing van de richtlijn nader worden onderzocht. De interviews worden gehouden met 20 artsen en 20 verpleegkundigen in de drie settings, wat neer komt op een totaal van 120 interviews. Tot slot worden in het laatste gedeelte van dit onderzoek de interbeoordelaars betrouwbaarheid, de concurrent, construct en predictieve validiteit van 3 meetinstrumenten ter beoordeling van de sedatiediepte onderzocht voor gebruik bij palliatieve sedatie bij 45 patiënten.

Samenvatting van de aanvraag

Terminale patiënten hebben vaak ernstige symptomen die soms moeilijk te behandelen zijn. Als reguliere behandeling niet toereikend is, wordt soms besloten om de patiënt in een diepe slaap te brengen, zodat deze zich niet meer bewust is van de symptomen. Deze praktijk wordt ook wel ‘palliatieve sedatie’ genoemd. Onderzoek heeft aangetoond dat palliatieve sedatie in 4-10% van alle Nederlandse sterfgevallen wordt toegepast. Palliatieve sedatie wordt in alle settings waar mensen komen te overlijden uitgevoerd: in het ziekenhuis, thuis door de huisarts, in het verpleeghuis en in het hospice. Hierbij zijn zowel artsen als verpleegkundigen betrokken. Over de praktijk van palliatieve sedatie is veel discussie, o.a. over de in acht te nemen voorwaarden, de uitvoering, en de relatie tussen palliatieve sedatie en euthanasie. Mede als gevolg van deze discussies is er in december 2005 door een KNMG commissie een landelijke richtlijn voor het gebruik van palliatieve sedatie ontwikkeld. De richtlijn gaat voornamelijk in op het besluitvormingsproces m.b.t. palliatieve sedatie. De richtlijn bevat geen duidelijke voorschriften voor het klinisch monitoren van de sedatie, bijvoorbeeld om te voorkomen dat patiënten onbedoeld weer wakker worden. De klinische praktijk wijst uit dat instrumenten ter beoordeling van de sedatiediepte bij palliatieve sedatie nagenoeg niet worden gebruikt. Over de wijze waarop de richtlijn in de praktijk wordt toegepast zijn nog geen gegevens beschikbaar. De vraagstellingen van dit project zijn daarom: 1.Hoe kenmerkt de praktijk van palIiatieve sedatie zich in het ziekenhuis, het verpleeghuis, de huisartspraktijk en het hospice, en in hoeverre is deze in overeenstemming met de KNMG richtlijn palliatieve sedatie? 2.Welke knelpunten ondervinden artsen en verpleegkundigen in de besluitvorming over palliatieve sedatie? Zijn er aanknopingspunten voor verbetering aan te wijzen? 3.Welke knelpunten ondervinden artsen en verpleegkundigen in de uitvoering van palliatieve sedatie? Zijn er aanknopingspunten voor verbetering aan te wijzen? 4.Wat is de waarde van meetinstrumenten ter bepaling van de sedatiediepte voor toepassing in de praktijk van palliatieve sedatie? Welk instrument is voor de palliatieve praktijk het meest valide en betrouwbaar? Het onderhavige project zal worden uitgevoerd in 2 ziekenhuizen, 4 verpleeghuizen, verschillende huisartspraktijken, en 4 hospices (2 high care hospices en 2 low care hospices) in de regio Rotterdam Rijnmond en Amsterdam. Middels vragenlijsten aan artsen en verpleegkundigen wordt nagegaan in hoeverre de praktijk van palliatieve sedatie in deze regio’s in overeenstemming is met de KNMG richtlijn palliatieve sedatie, en wat eventuele knelpunten daarbij zijn. In totaal zullen bijna 700 artsen en zo’n 500 verpleegkundigen uit diverse settings worden benaderd voor deelname, evenredig verdeeld over beide regio’s. Naast het gebruik van vragenlijsten zal m.b.v. gestructureerde kwalitatieve diepte-interviews de toepassing van de richtlijn nader worden onderzocht. De interviews worden gehouden met ziekenhuisartsen, ziekenhuisverpleegkundigen, huisartsen, thuiszorgverpleegkundigen, verpleeghuisartsen, en verpleegkundigen in het verpleeghuis. Per groep zullen 20 interviews gehouden worden, wat neer komt op een totaal van 120 interviews, met een evenredige verdeling over beide regio’s. Tot slot worden in het laatste gedeelte van dit onderzoek de interbeoordelaars betrouwbaarheid, de concurrent, construct en predictieve validiteit van 3 meetinstrumenten ter beoordeling van de sedatiediepte onderzocht voor gebruik bij palliatieve sedatie bij 45 patiënten in het Kuria hospice in Amsterdam en in het Erasmus MC – Daniel in Rotterdam.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
11500004
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2007
2011
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. A. van der Heide
Verantwoordelijke organisatie:
Erasmus MC