In de zorg wordt steeds meer technologie gebruikt om bijvoorbeeld bloeddruk, hartslag of zuurstofgehalte in het bloed te bewaken, of om zuurstof toe te dienen. Verpleegkundigen die deze apparaten bedienen, werken met steeds meer en ingewikkelder technologie. Er is een grote variatie in de manieren hoe verpleegkundigen met deze technologie omgaan.
Variaties in handelen zorgen er meestal voor dat de zorg veilig is, maar kan ook leiden tot een incident of calamiteit. In dit project brachten we deze variaties in kaart en onderzochten we hoe we daar het beste van kunnen leren. Het projectdoel was te komen tot een veerkrachtig en open veiligheidssysteem rondom het gebruik van medische apparaten (onder andere infuuspomp).
De pilotstudie werd uitgevoerd op 2 verpleegafdelingen. Praktijkvariaties rondom het gebruik van een apparaat werden geïdentificeerd. In kaart werd gebracht welke discrepanties er waren tussen de protocollaire werkwijze en die van verpleegkundigen.
Uit de pilot bleek dat het praten over praktijkvariaties waardevol is. De verpleegkundigen van beide afdelingen waren verschillend, ook wat betreft hun behoefte tijdens de pilot-methodiek. Zo bleek dat voor het identificeren van praktijkvariaties het van belang is dat de observator over kennis beschikt van het apparaat én de praktijk. Vooral in een hoog complexe omgeving bleek dit essentieel te zijn. Door drukte in de praktijk was de pilot-methodiek niet altijd haalbaar. Beter kan de methodiek onderdeel zijn van bestaande structuren. In 2023 volgt een nieuwe pilotstudie waarna deze GoodUseT-methodiek wordt aangescherpt.