Mobiele menu

Gedegen en gedragen inzicht in cascade-effecten van concentratie van complexe spoedzorg op kwaliteit van zorg

Projectomschrijving

Cascade-effecten

Ziekenhuizen kunnen ervoor kiezen bepaalde zorg niet meer zelf te leveren, maar deze te concentreren in andere ziekenhuizen in de buurt. Dit kan echter negatieve effecten hebben op het ziekenhuis dat de zorg niet meer levert (cascade-effecten). In dit onderzoek hebben we onderzocht of deze cascade-effecten ook daadwerkelijk optreden.

Resultaten onderzoek

Het onderzoek laat zien dat er in veel situaties niet of nauwelijks negatieve (cascade-)effecten zijn na het concentreren van spoedzorg. Alleen bij geboortezorg en heupfractuurzorg (en een beetje bij CVA) was sprake van duidelijke cascade-effecten, doordat ziekenhuizen veel meer zorg verliezen dan alleen de zorg rondom de geboorte en de heupfractuur. Zo verdween ook een groot deel van de kindergeneeskundige zorg na de concentratie van geboortezorg. Het onderzoek laat ook zien dat ziekenhuizen maatregelen kunnen nemen om de cascade-effecten tegen te gaan, zoals zorgen dat artsen in meerdere ziekenhuizen tegelijk werken om voldoende kennis houden.

Producten

Titel: Cascade-effecten bij concentratie spoedzorg in beeld
Auteur: KPMG, David Ikkersheim, Jebbe Schellevis, Moniek van Klink
Titel: Cascade-effecten bij concentratie spoedzorg in beeld
Auteur: KPMG, David Ikkersheim, Jebbe Schellevis, Moniek van Klink
Titel: Concentratie van zorg en kwaliteitsindicatoren
Auteur: KPMG, David Ikkersheim, Jebbe Schellevis, Moniek van Klink
Titel: Rondetafelbijeenkomst concentratie van zorg
Auteur: KPMG, Jebbe Schellevis, Moniek van Klink, Leonie Thijssing

Verslagen


Eindverslag

Ziekenhuizen kunnen ervoor kiezen bepaalde zorg niet meer zelf te leveren, maar deze te concentreren in andere ziekenhuizen in de buurt. Dit kan echter negatieve effecten hebben op het ziekenhuis dat de zorg niet meer levert (dit noemen we cascade-effecten). Bijvoorbeeld omdat artsen minder ervaring opdoen met bepaalde klachten, of omdat er zoveel zorg verdwijnt dat het ziekenhuis in financiële problemen komt.
In dit onderzoek hebben we onderzocht of deze cascade-effecten ook daadwerkelijk optreden en wat ziekenhuizen kunnen doen om deze effecten te voorkomen of hun gevolgen te beperken. We hebben gekeken naar situaties in het verleden waar bepaalde spoedzorg werd geconcentreerd, zoals zorg na een herseninfarct (CVA) en zorg na een heupfractuur.
Het onderzoek laat zien dat er in veel situaties niet of nauwelijks negatieve (cascade-)effecten zijn na het concentreren van spoedzorg. Alleen bij geboortezorg en heupfractuurzorg (en een beetje bij CVA) was sprake van duidelijke cascade-effecten, doordat ziekenhuizen veel meer zorg verliezen dan alleen de zorg rondom de geboorte en de heupfractuur. Zo verdween ook een groot deel van de kindergeneeskundige zorg na de concentratie van geboortezorg. En omdat ouderen met een heupfractuur vaak ook voor andere problemen in het ziekenhuis komen, kan het verlies van die patiënten grote gevolgen hebben voor het ziekenhuis.
Het onderzoek laat ook zien dat ziekenhuizen maatregelen kunnen nemen om de cascade-effecten tegen te gaan. Zo kunnen ze zorgen dat artsen in meerdere ziekenhuizen tegelijk werken, zodat ze voldoende kennis houden van alle soorten patiënten. En ziekenhuizen kunnen onderling afspraken maken over het terugsturen van patiënten naar hun eigen ziekenhuis zodra de eerste fase van de behandeling klaar is.
Met de resultaten van dit onderzoek kunnen beleidsmakers en ziekenhuisbestuurders nog beter afspraken maken over welke zorg het beste waar geleverd kan worden.

Samenvatting van de aanvraag

Op basis van de Kwaliteitsvisie Spoedeisende zorg zijn zorgverzekeraars gestart met het maken van plannen voor herinrichting en concentratie van complexe spoedzorg. Artsen, ziekenhuizen, toezichthouders (Autoriteit Consument en Markt, ACM) en koepels maken zich echter zorg over de mogelijk negatieve gevolgen van cascade-effecten op de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg. Het doel van dit onderzoek is daarom om inzicht te verschaffen in de cascade-effecten die optreden bij concentratie van complexe spoedzorg. We gaan daarbij uit van de volgende onderzoeksvragen: (1) Wat zijn de gevolgen van het concentreren van complexe spoedzorg bij een kleiner aantal ziekenhuizen voor de kwaliteit van de reguliere zorg – niet-spoedeisende zorg en niet-complexe spoedzorg – in die ziekenhuizen die de complexe spoedzorg niet langer leveren? (2) Wat kan Nederland hierbij mogelijk leren van het buitenland? Voor het plan van aanpak hebben we deze onderzoeksvragen uitgewerkt in een aantal deelvragen: (a) Welke hypothetische cascade-effecten van concentratie van spoedzorg zijn er denkbaar en hoe hangen deze samen? (b) Welke nationale en internationale voorbeelden zijn er van ziekenhuizen waar één of meerdere vormen van complexe spoedzorg (recent) zijn verdwenen door concentratie? (c) In hoeverre zijn de hypothetische cascade-effecten bij deze casussen opgetreden en zijn er nog aanvullende effecten merkbaar geweest? (d) Wat was de omvang van de opgetreden cascade-effecten bij de casusziekenhuizen? (e) Wat waren de gevolgen van de opgetreden cascade-effecten voor de casusziekenhuizen en patiënten? (f) Welke maatregelen hebben de casusziekenhuizen genomen om negatieve gevolgen op te vangen? In dit onderzoek hebben wij ervoor gekozen deze inzichten te verkrijgen aan de hand van casussen uit de praktijk, bij ziekenhuizen waar een of meerdere vormen van complexe spoedzorg door concentratie zijn verdwenen in zowel binnen- als buitenland. De inzichten worden kwalitatief opgehaald en waar mogelijk kwantitatief onderbouwd. Het plan van aanpak bestaat uit zes stappen. In stap 0 wordt het analytisch raamwerk uitgewerkt voor cascade-effecten, bestaande uit hypothetische cascade-effecten. Tevens wordt in deze fase een verlengde projectgroep ingesteld om de groep onderzoekers uit te breiden met medische experts op de verschillende spoedzorgindicaties. Vervolgens worden in stap 1 de casus-analyses bij minimaal zeven (deze zeven zijn de nu ons nu bekende voorbeelden) Nederlandse casusziekenhuizen uitgevoerd rondom één of meerdere indicaties. Iedere casusanalyse bestaat uit: 1) deskresearch 2) aangevuld met diepte-interviews met medisch specialisten, verpleegkundigen, zorgmanagers, cliëntenraden en verwijzers (o.a. huisartsen) in het adherentiegebied van de casusziekenhuizen 3) data-analyse o.b.v. DIS-data en 4) validatie van de uitkomsten in een focusgroep met de geïnterviewden. Parallel aan de casus-analyses in Nederland worden minimaal drie internationale casusanalyses uitgevoerd (stap 2). De aanpak is gelijk aan de aanpak voor de casusanalyses in Nederland, al heeft de data-analyse mogelijk een minder belangrijke rol indien de databeschikbaarheid minder is dan in de Nederlandse situatie. Vervolgens worden de inzichten uit de nationale en internationale casusanalyses bijeen gebracht (stap 3). De cascade-effecten worden hiervoor uiteen gerafeld in verschillende subeffecten (zie het plan van aanpak voor een uiteenzetting van deze subeffecten). Daarnaast wordt in deze stap in een inschatting gemaakt van de omvang en de gevolgen voor patiënt en ziekenhuis. Deze resultaten worden gevalideerd met de betrokkenen van het casusziekenhuis. De inzichten uit dit onderzoek vatten wij in stap 4 samen in een integrale eindrapportage. Tevens leveren een factbook op, met daarin een compact overzicht van de cascade-effecten per casusziekenhuis. In de laatste stap worden de uitkomsten aan een groter publiek gepresenteerd. Dit gebeurt op een slotconferentie met relevante partijen, waaronder de NPCF, FMS, NVZ, NFU, VWS, ZKN, ZN en relevante wetenschappelijke verenigingen waarin de definitieve resultaten van het onderzoek gepresenteerd worden. We maken dan een aansprekende animatiefilm waarin de belangrijkste uitkomsten zijn samengevat. Tot slot zorgen we voor publicatie van de resultaten in zorgmedia, zoals Medisch Contact, NTvG, Zorgvisie en Skipr.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
516022516
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2017
2018
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
J.S. Schellevis
Verantwoordelijke organisatie:
KPMG