Mobiele menu

Surveillance of Patients with Barrett's Oesophagus

Projectomschrijving

De doelstelling van het onderzoek was kan individualisering van de frequentie van endoscopische follow-up op basis van de flow cytometrie-uitslag, waardoor tijdig progressie van dysplasie wordt vastgesteld, de kwaliteit van leven van de patiënt wordt verbeterd en de kosten worden verlaagd.

Uit deze studie is gebleken dat flow-cytometrie niet gebruikt kan worden bij het individualiseren van de endoscopische follow-up.

Producten

Titel: Different perceptions of the burden of upper GI endoscopy: an empirical study in three patient groups
Auteur: M.L. Essink-Bot M.E. Kruijshaar D.J. Bac P.J. Wismans F. ter Borg E.W. Steyerberg P.D. Siersema
Magazine: Quality of Life Research
Titel: Grading of dysplasia in Barrett's oesophagus: substantial interobserver variation between general and gastrointestinal pathologists.
Auteur: M. Kerkhof H. van Dekken E.W. Steyerberg G.A. Meijer A.H. Mulder A. de Bruïne A. Driessen F.J ten Kate FJ J.G. Kusters JG E.J. Kuipers P.D. Siersema CYBAR study group
Magazine: Histopathology
Titel: Surveillance in a multicenter, prospective, Barrett esophagus patient cohort in the Netherlands: a cost-utility analysis
Titel: The burden of upper gastrointestinal endoscopy in patients with Barrett's esophagus
Auteur: M.E. Kruijshaar M. Kerkhof P.D. Siersema E.W. Steyerberg M.Y. Homs M.L Essink-Bot CYBAR Study Group
Magazine: Endoscopy
Titel: Overexpression of p53 and Ki67 and aneuploidy as markers for neoplastic progression in Barrett esophagus: a nested case-control study
Titel: Predicting presence of intestinal metaplasia and dysplasia in columnar-lined esophagus: a multivariate analysis
Auteur: M. Kerkhof E.W. Steyerberg J.G. Kusters E.J. Kuipers P.D. Siersema
Magazine: Endoscopy
Titel: Patients with Barrett's esophagus perceive their risk of developing esophageal adenocarcinoma as low
Auteur: M.E. Kruijshaar P.D. Siersema PD A.C. Janssens M. Kerkhof E.W. Steyerberg M.L. Essink-Bot CYBAR Study Group
Magazine: Gastrointestinal Endoscopy
Titel: Risk factors for the development of esophageal adenocarcinoma in Barrett's esophagus
Auteur: P.J. de Jonge E.W. Steyerberg E.J. Kuipers P. Honkoop L.M. Wolters M. Kerkhof H. van Dekken P.D. Siersema
Magazine: American Journal of Gastroenterology
Titel: Aneuploidy and high expression of p53 and Ki67 is associated with neoplastic progression in Barrett esophagus
Auteur: M. Kerkhof M E.W. Steyerberg J.G. Kusters H. van Dekken A.J. van Vuuren E.J. Kuipers P.D. Siersema
Magazine: Cancer Biomarkers
Titel: Evaluation of p53, Ki67 and flow cytometry for prediction of neoplastic progression in Barrett esophagus
Titel: Barrett Esophagus: Improving Surveillance Strategies
Auteur: Marjon Kerkhof

Verslagen


Eindverslag

Achtergrond: Barrett oesofagus (BO) is een premaligne aandoening van de oesofagus. De ontwikkeling van oesofaguscarcinoom (EAC) is een stapsgewijs proces dat via BO kan leiden tot laaggradige dysplasie (LGD), hooggradige dysplasie (HGD) en uiteindelijk EAC. Het jaarlijks risico voor patiënten met BO om EAC te ontwikkelen is ongeveer 0.5%. De huidige richtlijn adviseert om bij patiënten met BO zonder dysplasie 1x per 2-3 jaar een endoscopie met biopten te verrichten en bij BO met LGD 1x per jaar. Als er sprake is van HGD of EAC wordt er endoscopische of chirurgische verwijdering van het aangedane weefsel geadviseerd. Er worden dus relatief veel, voor de patiënt belastende, endoscopieën verricht terwijl maar een klein aantal patiënten EAC zal ontwikkelen. De huidige histologische beoordeling heeft een beperkte waarde in het onderscheiden van hoog en laag risico patiënten voor het ontwikkelen van HGD/EAC. Biomarkers zouden hier mogelijk bij kunnen helpen. Het bepalen van DNA-ploïdie in biopten uit Barrett-epitheel door middel van flow cytometrie (FC) zou zo’n prognostische marker kunnen zijn. Doel: Het doel van de CYBAR-studie is om de frequentie van endoscopische follow-up bij patiënten met BO te individualiseren op basis van de FC-uitslag waardoor patiënten geïdentificeerd kunnen worden die meer frequente follow-up nodig hebben en tijdig progressie kan worden vastgesteld. Tevens kan de kosten-effectiviteit van surveillance strategieën worden vergeleken. Methoden: In totaal namen 15 ziekenhuizen deel en werden 779 patiënten geïncludeerd in de periode 2003-2004. Op basis van de index histologie werden patiënten verdeeld in een groep met BO zonder dysplasie en een groep met BO met LGD. Met behulp van DNA-ploïdie werden de groepen verder onderverdeeld in normale en afwijkende FC-uitslag. Patiënten zonder dysplasie en een normale FC-uitslag ondergingen elke 2 jaar endoscopische follow-up en patiënten zonder dysplasie en een afwijkende FC-uitslag elk jaar. Patiënten met LGD en normale FC-uitslag ondergingen elk jaar endoscopische follow-up en bij een afwijkende FC-uitslag was dit elk half jaar. Primaire uitkomstmaat was histologisch aangetoonde progressie van dysplasie, dat wil zeggen van geen dysplasie naar LGD, HGD of EAC. Secundaire uitkomstmaat was de kosten-effectiviteit. Statistische analyses werden uitgevoerd met Kaplan-Meier curves, log rank tests, en Cox regressie analyses. Resultaten: Na twee jaar follow-up, waren 69/779 (9%) van de BO patiënten lost-to-follow-up. In de groep zonder dysplasie waren 601 patiënten beschikbaar voor evaluatie waarvan 468 patiënten een normale FC-uitslag hadden en 86 een afwijkende uitslag. In de eerste groep (normale FC) ontwikkelden negen patiënten HGD/EAC en in de tweede groep (afwijkende FC) nul patiënten. In de groep met LGD waren 109 patiënten beschikbaar voor evaluatie waarvan 85 patiënten een normale FC-uitslag hadden en 16 een abnormale uitslag. In de eerste groep (normale FC) ontwikkelden tien patiënten HGD/EAC en in de tweede groep (afwijkende FC) één patiënt. Er waren geen significante verschillen wat betreft het ontwikkelen van HGD/EAC tussen de twee verschillende groepen (normale vs. afwijkende FC: p=0,18 vs. p=0,56, respectievelijk), noch was een afwijkende FC-uitslag geassocieerd met het ontwikkelen van HGD/EAC (HR 0,9; 95%CI 0,3-2,9). Het jaarlijks risico op EAC was 0.7% (1/142 patiëntjaren van FU). Het was niet mogelijk om de kosten-effectiviteit te onderzoeken op basis van FC-uitslag. Wel werden verschillende strategieën voor surveillance onderzocht, namelijk surveillance iedere 5, 4, 3, 2, dan wel elk jaar. Zowel voor BO patiënten zonder dysplasie als met LGD bleken alle surveillancestrategieën kosteneffectief te zijn vergeleken met geen surveillance. In de groep zonder dysplasie bleek de strategie van elk jaar surveillance met een incrementele kosten-effectiviteitverhouding (ICER) van € 21.526,-per voor kwaliteit van leven gecorrigeerd gewonnen levensjaar (QALY) een ko

Samenvatting van de aanvraag

Achtergrond/ Beleidsrelevantie: Barrett-oesofagus (BO) is een pre-maligne aandoening van de oesofagus. Maligne ontaarding in BO verloopt via laaggradige dysplasie (LGD), hooggradige dysplasie (HGD) tot carcinoom. De huidige richtlijn adviseert om bij patiënten met BO zonder dysplasie 1 x per 2 jaar een endoscopie te verrichten en bij BO met LGD 1 x per jaar. Bij HGD wordt een oesofagusresectie geadviseerd. In de groep BO-patiënten zonder dysplasie of met LGD wordt het merendeel (>95%) van de voor de patiënt belastende endoscopieën verricht, terwijl slechts een klein deel ooit een carcinoom ontwikkelt (0,5% per follow-up jaar). Studies hebben aangetoond dat bepaling van de DNA-ploïdie status in biopten uit Barrett-epitheel d.m.v. flow cytometrie (FC) een veelbelovende prognostische marker is. Een recente Amerikaanse studie adviseert meer of minder frequente endoscopische follow-up (EFU) bij resp. een afwijkende en een normale FC-uitslag. Doel: Individualisering van de frequentie van EFU op basis van de FC-uitslag, waardoor tijdig progressie van dysplasie wordt vastgesteld, de kwaliteit van leven van patiënten wordt verbeterd, en de kosten worden verlaagd. Onderzoeksvragen: Wat is de prognostische waarde van FC? Wat is de (kosten)-effectiviteit van een meer of minder intensieve EFU op basis van resp. een afwijkende of een normale FC-uitslag? Welke richtlijn kan voor een op FC gebaseerd EFU-beleid ontwikkeld worden, rekening houdend met de leeftijd en co-morbiditeit? Studie-opzet: Cohort-studie naar een op de FC-uitslag gebaseerd EFU-beleid bij patiënten met BO. Studiepopulatie/ Databronnen: Patiënten met BO zonder dysplasie en patiënten met BO + LGD. Interventie: Patiënten met een afwijkende FC-uitslag ondergaan meer intensieve EFU dan de huidige richtlijn, nl. elk jaar bij patiënten zonder dysplasie en elk half jaar bij patiënten met LGD. Patiënten met een normale FC-uitslag ondergaan EFU volgens de huidige richtlijn, nl. elke 2 jaar bij patiënten zonder dysplasie en elk jaar bij patiënten met LGD, echter dit zou in de toekomst minder intensief kunnen zijn, bijv. elke 5 jaar. Uitkomstmaten: Primair: Histologisch aangetoonde progressie van dysplasie, d.w.z. van geen dysplasie naar LGD, HGD, of carcinoom of van LGD naar HGD of carcinoom. Secundair: kwaliteit van leven en kosten. Power/ data-analyse: Een afwijkende FC-uitslag wordt verwacht bij 10% van de patiënten zonder dysplasie en bij 25% van de patiënten met LGD. Patiënten zonder dysplasie met een afwijkende FC-uitslag hebben een geschat risico op progressie van 12%, i.t.t. 3% bij een normale FC-uitslag. Bij LGD zijn deze geschatte risico's resp. 20% en 5%. Om de prognostische waarde van FC vast te stellen wordt logistische regressie gebruikt, waarbij voldoende power wordt bereikt (p<0,05) met 400 patiënten zonder dysplasie (82% power voor 12% vs. 3% progressie), en 150 patiënten met LGD (70% power voor 20% vs. 5% progressie). Deze aantallen patiënten zijn ook voldoende om de diagnostische effecten van FC en het natuurlijk beloop van BO te bestuderen. Economische evaluatie: Onderscheiden worden directe medische kosten en andere kosten. Effectiviteit wordt gemeten aan: 1) klinische uitkomst, m.n. progressie en 2) kwaliteit van leven (gezondheidstoestand, angst, pijn en ongemak; te bepalen via vragenlijsten). Voor het bepalen van een doelmatig EFU-beleid zal een besliskundig model gebruikt worden. Hierin kunnen de kosten en lange-termijn effecten geschat kunnen worden indien meer of minder intensieve EFU, zoals elke 5 jaar, geïmplementeerd kan worden na een positieve respectievelijk een negatieve FC bepaling, i.p.v. de huidige standaard EFU (elke 2 jaar zonder dysplasie, of elk jaar met LGD). Tijdschema: Inclusie van patiënten zal plaatsvinden in jaar 1, zodat van alle patiënten tenminste 2 jaar EFU beschikbaar zal zijn. Aangezien deze groep patiënten ook na de studieperiode routinematig EFU zal ondergaan, is het mogelijk om tevens het beloop van BO op lange termijn empirisch te onderzoeken.

Kenmerken

Projectnummer:
94503035
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2003
2007
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. P.D. Siersema