Reductie van beperkingen in het functioneren van thuiswonende kwetsbare ouderen. Een RCT (randomised contriolled trial)
Projectomschrijving
Beperkingen in functioneren tegengaan
Het aantal kwetsbare ouderen neemt toe. Zij hebben moeite met het ondernemen van activiteiten en met deelnemen aan de maatschappij. Dat verhoogt het risico op ziekenhuisopnames, vermindert de kwaliteit van leven en belast mantelzorgers en zorgprofessionals. Daarom zijn effectieve interventies nodig die beperkingen voorkomen.
Doel
Het doel van het project is onderzoeken of een eerstelijns interventie kan voorkomen dat kwetsbare ouderen beperkt worden bij de uitvoering van activiteiten. De interventie gaat uit van individuele behoeften en de onderliggende oorzaken van de beperkingen. Een individueel en interdisciplinair plan van aanpak en regelmatige evaluatie moeten bijdragen aan het effect van de interventie.
Werkwijze
Zes huisartsenpraktijken bieden de interventie aan, zes anderen doen dat niet. Via interviews en vragenlijsten bij ouderen en mantelzorgers worden beperkingen in activiteiten gemeten, maar ook eenzaamheid of woningaanpassingen en daaraan gerelateerde kosten.
Doelgroep
70-plussers die thuis wonen en matig tot ernstig kwetsbaar zijn.
Producten
Auteur: Silke F Metzelthin, scientific researcher1, Erik van Rossum, lecturer in innovations in care for frail elderly2, Luc P de Witte, professor of technology in care3, Antonius W Ambergen, statistician4, Sjoerd O Hobma, general practitioner5, Walther Sipers, geriatrician6, Gertrudis I J M Kempen, professor of social gerontology1
Auteur: Metzelthin SF Rossum E van Witte L de MRC Hendriks Kempen GIJM
Magazine: BMC Public Health
Auteur: Metzelthin SF, Daniels R, van Rossum E, de Witte L, van den Heuvel WJA, Kempen GIJM
Magazine: BMC Public Health
Verslagen
Eindverslag
Van augustus 2009 tot juni 2013 is het onderzoeksproject ‘Vermindering van beperkingen in activiteiten bij thuiswonende kwetsbare ouderen: een gerandomiseerd onderzoek’ uitgevoerd. Het doel was het evalueren van het programma ‘Zorg uit Voorzorg’ (ZuV). ZuV is een proactieve eerstelijns interventie voor thuiswonende kwetsbare ouderen, bestaande uit 6 stappen waaronder een screening, multidimensioneel assessment en interdisciplinaire zorg gebaseerd op een op maat gesneden zorgplan met regelmatige evaluatie en follow-up.
De primaire uitkomstmaat was het verminderen van beperkingen in activiteiten. Daarnaast zijn verscheidene secundaire uitkomstmaten vastgesteld bij zowel de ouderen als de centrale mantelzorgers. Voor de studie zijn twaalf huisartsenpraktijken in de regio Westelijke Mijnstreek (Limburg) op praktijkniveau gerandomiseerd. Zes praktijken hebben de interventie ZuV toegepast, terwijl zes andere praktijken reguliere zorg boden aan hun patiënten. De evaluatie betrof: 1) de uitvoerbaarheid van ZuV 2) de effecten op de genoemde primaire en secundaire uitkomsten en 3) het gebruik van zorg en gerelateerde kosten.
In december 2009 is gestart met de werving van ouderen voor het onderzoek. Een korte screeningsvragenlijst, de Groningen Frailty Indicator (GFI), is naar ca. 3500 zelfstandig wonende ouderen (70 jaar en ouder) verstuurd. De respons was 80%. Ouderen die op de GFI een score van 5 of hoger hadden én bereid waren om deel te nemen, zijn ingestroomd in het onderzoek. In januari 2010 heeft de baseline meting plaatsgevonden (moment van inclusie). In totaal zijn 346 deelnemers geïncludeerd, waarvan 193 in de interventiegroep (ZuV) en 153 in de controlegroep (reguliere zorg). De verwachting was dat 80% van de deelnemende ouderen een mantelzorger (conform de definitie van Nationaal Programma Ouderenzorg) zou hebben. Dit bleek maar bij 48% het geval te zijn. Uiteindelijk zijn 141 mantelzorgers geïncludeerd: 84 in de interventiegroep en 57 in de controlegroep.
In februari 2010 zijn de eerste deelnemers gestart met het programma ZuV. Om te beoordelen of ZuV praktisch goed uitvoerbaar is, is een procesevaluatie uitgevoerd. Hiervoor zijn gegevens verzameld bij deelnemende ouderen in de interventiegroep en bij betrokken hulpverleners (praktijkondersteuners, huisartsen, ergotherapeuten en fysiotherapeuten). De analyse van de logboeken laat zien dat sommige onderdelen van het ZuV protocol niet goed gevolgd zijn: 1) de probleemanalyse en het voorlopige plan van aanpak zijn vaak niet tijdens een bilateraal overleg of een teambijeenkomst besproken zoals in het ZuV protocol aangegeven (stap 3); 2) slechts de helft van de deelnemende ouderen heeft een tweede huisbezoek ontvangen om het plan van aanpak te bespreken (stap 4); 3) de zogenaamde toolbox onderdelen zijn niet vaak gebruikt (stap 5); en 4) er was sprake van een beperkt aantal evaluatie- en follow-up momenten (stap 6). Hulpverleners gaven aan dat sommige onderdelen van het ZuV protocol tijdrovend en moeilijk toepasbaar waren en dat meer intensieve scholing en training vereist is. Het protocol geeft echter wel structuur aan de ouderenzorg in de eerste lijn en verhoogt de aandacht voor preventie. Ook ouderen waren positief over ZuV.
De metingen voor de effectevaluatie werden bij zowel de ouderen als bij hun mantelzorgers uitgevoerd op baseline en na 6, 12 en 24 maanden. De belangrijkste uitkomstmaten bij de ouderen waren beperkingen in activiteiten, depressieve symptomen, bezorgdheid om te vallen, sociale steun en sociale participatie. De belangrijkste uitkomsten bij de centrale mantelzorger waren objectieve en subjectieve belasting en kwaliteit van leven. Uit de effectevaluatie blijkt dat het programma ZuV bij zowel de ouderen als bij de mantelzorgers op geen enkele uitkomstmaat significante verschillen tussen de interventie- en controlegroep laat zien.
De economische evaluatie is vanuit een maatschappelijk perspectief uitgevoerd en houdt rekening met zowel zorggebruik als ‘patiënt
In augustus 2009 is het driejarige onderzoeksproject ‘Vermindering van beperkingen in activiteiten bij thuiswonende kwetsbare ouderen: een gerandomiseerd onderzoek (Projectnummer: 311070301) gestart. Het doel van het project is het evalueren van een op de persoon toegesneden, multifactoriële en multidisciplinaire interventie, gericht op het verminderen van beperkingen in activiteiten (primaire uitkomst) en andere (secundaire) functionele uitkomstmaten (gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, depressieve symptomen, eenzaamheid, sociale steun) bij thuiswonende kwetsbare ouderen. Tevens wordt de invloed van de interventie op de ervaren belasting en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij de centrale mantelzorger geëvalueerd. De evaluatie betreft: 1) de effecten op de genoemde primaire uitkomsten en verschillende secundaire uitkomsten, 2) de uitvoerbaarheid en 3) het gebruik van zorg en de gerelateerde kosten. De follow up periode na een baseline meting is 2 jaar: na 6 maanden, na 12 maanden en na 24 maanden vinden follow up metingen plaats.
In het najaar van 2009 is de hoofdstudie, een cluster gerandomiseerd onderzoek, voorbereid en is de interventie verder vormgegeven en in een vooronderzoek uitgetest. In december 2009 is gestart met de werving van ouderen voor het onderzoek. Hiervoor is tot juni 2010 in drie rondes een korte screeningsvragenlijst, de Groningen Frailty Indicator (GFI), verstuurd naar ca. 3500 zelfstandig wonende 70-plussers in Zuid Limburg. De gemiddelde respons voor de drie wervingsrondes was ongeveer 80%. Ouderen die op de GFI een score van 5 of hoger hadden én bereid waren om deel te nemen, zijn ingestroomd in het onderzoek. In januari 2010 heeft bij de eerste deelnemers de baseline meting plaatsgevonden; deze bestond uit een schriftelijke vragenlijst (Minimale Data Set en aanvullende vragen) en een telefonisch interview. Vervolgens zijn de deelnemers door de onderzoekers gebeld met de vraag of ze een mantelzorger hebben, en zo ja, of die voor deelname aan het onderzoek benaderd kon worden. Bij de geïdentificeerde mantelzorger heeft ook een basismeting in de vorm van een schriftelijke vragenlijst plaats gevonden.
In februari 2010 zijn de eerste deelnemers gestart met de interventie. De interventie heeft als doel om beperkingen in activiteiten en andere negatieve gevolgen van kwetsbaarheid te verminderen of zelfs te voorkomen. De interventie houdt rekening met de principes van cliëntgerichtheid, zelfmanagement, Motivational Interviewing en case-management. De interventie bestaat uit een aantal stappen:
• Assessment
Het assessment vindt in het kader van een huisbezoek plaats en wordt uitgevoerd door een praktijkondersteuner (POH) van de huisarts (HA). Er kan eventueel aanvullend assessment plaatsvinden door andere disciplines zoals huisarts, fysiotherapeut (FT), ergotherapeut (ET).
• Opstellen van een voorlopig plan van aanpak
De POH en HA stellen op basis van het assessment samen een plan van aanpak op. Bij complexe problematiek kunnen andere disciplines betrokken worden zoals FT en ET. In dit geval vindt multidisciplinair overleg plaats.
• Opstellen van een definitief plan van aanpak
De POH stelt samen met de patiënt (en eventueel mantelzorger) tijdens een tweede huisbezoek een definitief plan van aanpak op. Het plan van aanpak bevat doelen, strategieën en acties die gerelateerd zijn aan een toolbox van interventies.
• Toolbox
De toolbox bestaat uit een combinatie van medische en meer sociaal (participatie/activiteiten) gerichte interventies. Interventies kunnen zich bijvoorbeeld richten op het bevorderen van een gezonde leefstijl, het uitbreiden van het sociaal netwerk of het verhogen van fysieke activiteiten. De POH, de HA, de FT en de ET zijn bij de uitvoering van de toolbox onderdelen betrokken. Daarnaast kan voor de uitvoering van het plan van aanpak een beroep gedaan worden op andere hulpverleners en voorzieningen in de 1e of 2de lijn. De intensiteit en duur van de interventie verschilt me