Mobiele menu

Internaliserend probleemgedrag bij allochtone adolescenten: onderzoek ten behoeve van verbetering van vroege signalering en hulp.

Projectomschrijving

Vraagstuk

Allochtone jongeren hebben een grotere kans op emotionele problemen. Toch ontvangen zij veel minder professionele hulp. Worden emotionele problemen van allochtone jeugdigen minder goed (h)erkend door ouders en leerkrachten? En hebben allochtone ouders en kinderen bijvoorbeeld andere opvattingen over oorzaken en oplossingen bij emotionele problematiek?

Onderzoek

3.300 jongeren vulden een vragenlijst in, gevolgd door een uitgebreid (diagnostisch) interview bij 350 jongeren (Nederlands, Marokkaans, Turks en Surinaams) die hoog of normaal scoorden. Ook hun ouders en leerkrachten zijn geïnterviewd.

Uitkomst

Allochtone jongeren, met name de Marokkaanse, maken minder gebruik van professionele zorg. Ze krijgen ook minder hulp van vrienden en ouders. Wel helpt hun mentor ze relatief vaak. De verschillen in zorggebruik komen vooral doordat ouders emotionele problemen minder waarnemen. Marokkaanse en Surinaamse ouders zijn bovendien eerder bang om met een hulpverlener te praten.

Verslagen


Eindverslag

Er zijn verschillende aanwijzingen dat de professionele hulp aan jongeren van niet-westerse komaf sterk achterblijft bij deze hulp aan autochtone jongeren. Er is echter nauwelijks onderzoek verricht naar de processen die hieraan ten grondslag liggen. Om hierop zicht te krijgen zijn in het huidige onderzoek 350 jongeren met een Nederlandse, Marokkaanse, Turkse en Surinaamse achtergrond intensief geïnterviewd. De helft van deze jongeren had een verhoogd risico op internaliserende problemen (zoals angst, depressie). Ook hun ouders en leerkracht nam deel aan het onderzoek. De resultaten lieten zien dat ouders met een Marokkaanse achtergrond - zowel op basis van een vragenlijst als van een diagnostisch interview - opvallend weinig internaliserende problemen voor hun kinderen aangaven. Jongeren met een Marokkaanse, Turkse en Surinaamse achtergrond maakten minder gebruik van professionele zorg voor internaliserende problemen dan jongeren met een Nederlandse achtergrond. Deze verschillen waren het grootst voor jongeren van Marokkaanse komaf; bovendien rapporteerden deze jongeren ook minder hulp van vrienden en ouders dan hun Nederlandse leeftijdsgenoten. De etnische verschillen in professioneel zorggebruik werden voor een aanzienlijk deel verklaard door de mate waarin ouders internaliserende problemen bij hun kinderen waarnamen. De gevonden etnische verschillen in lekentheorieën over internaliserende problemen en vertrouwen in de zorg konden de verschillen in zorggebruik echter niet verklaren. Ten slotte leek de relatie met de mentor voor vooral Marokkaanse jongeren belangrijk voor de mate zij met hun mentor praten over hun internaliserende problemen.

In dit onderzoek wordt nagegaan of verschillende groepen allochtone jongeren met internaliserende problemen minder vaak in zorg komen dan autochtone jongeren, en zo ja, wat hiervoor de redenen zijn. Het onderzoek verloopt in 2 fasen. In de eerste fase zijn ruim 3000 jongeren gescreend op internaliserende problematiek en de opvattingen die zij hebben over oorzaken van dit type problemen en over de hulpverlening. In de tweede fase is een diagnostisch interview afgenomen bij 360 jongeren en hun ouders; de helft van de geïnterviewde jongeren rapporteerde in de eerdere fase van het onderzoek een sterk verhoogd niveau van internaliserende problematiek. Ook hun leerkracht is verzocht een vragenlijst in te vullen. De dataverzameling is met succes afgerond en momenteel worden de gegevens geanalyseerd. Ook wordt in het komende jaar samen met professionals uit de praktijk gewerkt aan een plan van aanpak.

Samenvatting van de aanvraag

Jongeren, vooral meisjes afkomstig uit niet-westerse migrantengroepen in Nederland lopen een verhoogd risico op internaliserende problemen. De hulp aan allochtone jongeren met dergelijke problemen blijft echter sterk achter bij de hulp aan autochtone jongeren. Allochtone jongeren zijn ondervertegenwoordigd in de vrijwillige en vroegtijdige hulpverlening en oververtegenwoordigd in de niet-vrijwillige, zwaardere hulpverlening. Over de processen die hierbij een rol spelen is nog bijzonder weinig bekend, mede omdat onderzoek naar internaliserende problematiek bij allochtone groepen veel schaarser is dan onderzoek naar externaliserende problematiek, dat veel meer in het oog loopt en veel meer aandacht heeft gekregen. We verwachten dat verschillende processen een rol spelen in de grote discrepantie tussen de prevalentie van internaliserende problemen en het zorggebruik bij allochtone jeugdigen. Allereerst zullen internaliserende problemen van allochtone jeugdigen waarschijnlijk minder goed (h)erkend worden door hun ouders en door hun leerkrachten. Daarnaast hebben allochtone ouders en kinderen waarschijnlijk andere opvattingen dan autochtonen over de oorzaken van en oplossingen voor internaliserende problematiek en zullen allochtonen daarmee minder vaak de noodzaak zien tot het zoeken van hulp bij de geestelijke gezondheidszorg. Tenslotte verwachten we dat allochtone ouders en kinderen minder vertrouwen hebben in de Nederlandse hulpverlening. In het onderhavige project willen wij meer kennis vergaren over de achtergronden van de geschetste discrepantie tussen de prevalentie van internaliserende problemen en het gebruik van (vroegtijdige) hulp. Hiertoe wordt een onderzoek voorgesteld naar allochtone en autochtone jongeren die hoog dan wel normaal scoren op internaliserende problematiek, waarbij naast jongeren ook ouders en leerkrachten informatiebron vormen. Daarnaast worden via interviews en expertmeetings relevante beroepsgroepen betrokken in het project, hetgeen uitmondt in een plan van aanpak voor verbetering van signalering en bereik van de hulpverlening.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
157012005
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2008
2013
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. W.A.M. Vollebergh
Verantwoordelijke organisatie:
Universiteit Utrecht