Mobiele menu

Werkzame factoren in de angstbehandeling bij kinderen en jongeren van 8-18 jaar

Projectomschrijving

Het onderzoek

Het doel van het huidige onderzoek was te onderzoeken welke factoren (geslacht, leeftijd en comorbiditeit van het kind, psychopathologie en betrokkenheid van ouders, relatie tussen cliënt- ouders-therapeut) een rol spelen in de behandeleffectiviteit. Daarnaast werd onderzocht of conditie (de helft van de behandelaars kreeg na elke behandelsessie feedback over het welzijn en de tevredenheid van het kind) en setting (basis versus specialistische GGZ) van invloed was op de behandeleffectiviteit.

Resultaten

De resultaten lieten zien dat:

  1. jongens sneller dan meisjes een daling van hun angstsymptomen lieten zien,
  2. het gunstig was wanneer vaders in de behandeling betrokken waren,
  3. een behandelaar met een opleiding cognitieve gedragstherapie sneller effect had dan andere behandelaren,
  4. de angstklachten sterker afnamen bij kinderen die veel steun (van ouders, behandelaar en omgeving) ervaarden, en
  5. de kinderen waarvan de behandelaar geen feedback ontving, lieten een sterkere daling in angstklachten zien dan de kinderen waarvan de behandelaar wel feedback ontving.

Een ander resultaat van het onderzoek was dat niet voorspeld kon worden aan de hand van kind- (geslacht, leeftijd, ernst van de angstklachten, comorbide stoornissen) of ouder kenmerken (psychopathologie) welk gezin naar de basis of specialistische zorg verwezen werd. Ook kon aan de hand van deze kenmerken niet voorspeld worden voor wie de behandeling wel of niet succesvol was.
Als laatst werd gevonden dat voor kinderen waarbij de behandeling in eerste instantie (na 10 sessies) onvoldoende effectief bleek, het toch zinvol was om door te gaan met de behandeling (de behandeling had uiteindelijk namelijk hetzelfde effect alleen waren er meer behandelsessies voor nodig).  

Producten

Titel: Denken, doen, durven
Auteur: Liesbeth Telman, Bonny van Steensel, Marija Maric, & Susan Bögels
Magazine: Kind en Adolescent Praktijk

Verslagen


Eindverslag

Cognitieve gedragstherapie is een effectieve behandeling voor angststoornissen bij kinderen 8-18 jaar. De individuele variatie in hoeverre een kind profiteert van de behandeling is echter vrij groot. Het doel van het huidige onderzoek was te onderzoeken welke factoren (bijv. leeftijd, comorbiditeit, de relatie tussen cliënt en therapeut) een rol spelen in de behandeleffectiviteit. Innovatief aan het huidige onderzoek was dat de helft van de behandelaars na elke behandelsessie feedback (over het welzijn van het kind en de tevredenheid met de behandeling) kregen en deze feedback besprak met de cliënt. Het al dan niet ontvangen van feedback had als doel te onderzoeken (1) of door het geven van feedback de alliantie verbetert en (2) of het geven en bespreken van feedback invloed heeft op de behandeleffectiviteit. Daarnaast werd in het huidige onderzoek gekeken of voorspeld kon worden (1) wie naar de basis of specialistische GGZ verwezen werd, en (2) voor wie de behandeling effectief is (binnen 10 sessies).

Samenvatting van de aanvraag

Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een zeer effectieve behandeling voor angststoornissen bij kinderen in de tweedelijns GGZ. Hoewel 2/3de van de kinderen na afloop van behandeling is genezen van hun primaire angststoornis, houdt dit ook in dat 1/3de van de kinderen niet genezen is van de (primaire) angststoornis. Bovendien is de individuele variatie in hoeverre een kind profiteert vrij groot. Gezien de transitie jeugdzorg lijkt het nu nog meer van belang om zicht te krijgen in de werkzame factoren van deze behandeling, omdat de gemeente beleid moet ontwikkelen over wie welke behandeling krijgt en door wie. De hoofdvraag van het huidige onderzoek is ‘Welke (algemene) factoren spelen een rol in de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie bij kinderen van 8-18 jaar?’ De volgende factoren worden in het onderzoek meegenomen: (1) kind kenmerken (geslacht, leeftijd, comorbiditeit), (2) ouder kenmerken (psychopathologie, betrokkenheid), (3) kenmerken van de behandelaar (opleiding, ervaring), (4) relatie tussen kind-ouder-behandelaar (alliantie, mate van ervaren steun), en (5) setting (basis versus specialistische GGZ). Innovatief in het huidige onderzoek is dat de helft van de deelnemende behandelaars na elke behandelsessie feedback krijgt – en deze feedback bespreekt met de cliënt – over het welzijn en de tevredenheid van het kind/gezin. Het manipuleren van de feedback heeft als doel te onderzoeken (1) of door het geven van feedback de alliantie verbetert en (2) of het geven en bespreken van feedback invloed heeft op de behandeleffectiviteit. Naast de hoofdvraag, worden de volgende deelvragen onderzocht: (1) Verschillen kinderen in de basis GGZ van kinderen in de specialistische GGZ (bijv. m.b.t. comorbiditeit, psychopathologie van ouders)?, (2) Kunnen we voorafgaand aan de behandeling voorspellen welk kind (met welke kind en ouderkenmerken) onvoldoende profiteert van de behandeling?, en (3) Is doorbehandelen zinvol? (wanneer de behandeling na 10 sessies niet voldoende is gebleken). Kinderen met angstproblemen, en hun ouders, die verwezen zijn naar de basis of specialistische GGZ worden geïncludeerd in de studie. Kinderen ontvangen CGT (Denken + Doen = Durven) voor hun angstproblemen. Angstproblemen worden voorafgaand aan behandeling, na 5, 10 en 20 weken gemeten. Kinderen vullen na elke sessie een korte vragenlijst in over hoe het met het kind gaat en over de sessie. Meerdere meetmethoden (interview, vragenlijst, audiovisuele scoring) en meerdere informanten (kinderen, moeders en vaders, behandelaren) worden in het onderzoek meegenomen. Beroepsbeoefenaars en beleidmakers worden op de hoogte gesteld van de resultaten van het onderzoek om zo de behandeling te optimaliseren en kinderen beter te kunnen leiden naar de basis versus specialistische GGZ. Wanneer blijkt dat bepaalde factoren een positieve dan wel negatieve invloed hebben op de behandeleffectiviteit kan dit gevolgen hebben voor de behandeling in de klinische praktijk; de behandeling zou mogelijk aangepast kunnen worden voor specifieke doelgroepen of bepaalde factoren kunnen eerst aangepakt worden alvorens te starten met de angstbehandeling.

Kenmerken

Projectnummer:
729101010
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2014
2017
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. F.J.A. van Steensel
Verantwoordelijke organisatie:
Universiteit van Amsterdam