Mobiele menu

Herziening JGZ-Richtlijn opsporing oogafwijkingen.

Projectomschrijving

Update richtlijn opsporen visuele stoornissen

De richtlijn ‘opsporen oogafwijkingen’ is een herziening van de richtlijnen ‘opsporen visuele stoornissen 0-19 jaar’ uit 2010. Het is een richtlijn voor het handelen van JGZ-professionals tijdens contacten met individuele jeugdigen en hun ouders/verzorgers met betrekking tot de screening op oogafwijkingen. De richtlijn beschrijft het hele opsporingsprogramma voor oogafwijkingen voor jeugdigen van 0-19 jaar.

Belangrijke wijzigingen

Op basis van een systematische review door Cochrane Netherlands en expert opinion vanuit de werkgroep waarin alle belanghebbende partijen vertegenwoordigd waren, zijn er wijzigingen doorgevoerd. Enkele wijzigingen worden hieronder benoemd: Contactmomenten: Op de leeftijd van 36 maanden wordt de visusmeting niet meer standaard, maar slechts op indicatie, uitgevoerd. Het eerste moment waarop de visus bepaald wordt bij alle kinderen is in de leeftijdsperiode van 42-48 maanden en het tweede moment is in de leeftijdsperiode van 54-66 maanden, met 66 maanden (5 ½ jaar) als uiterst aanbevolen leeftijd. De lichtkasten voor de visuskaart worden vanaf invoering van deze richtlijn niet meer gebruikt. De visus wordt afgenomen in een normaal verlichte spreekkamer (ook geen extra spotjes). De Amsterdamse Plaatjes Kaart (APK) wordt zo spoedig mogelijk, uiterlijk 1-1-2020, vervangen door de LEA Symbolen kaart. De Landolt-C kaart zal uiterlijk 1-1-2021 vervangen zijn door de logaritmische E-Haken kaart. Tot deze datum mag ook de transparante Landolt-C kaart zonder lichtkast gebruikt worden op een witte achtergrond, liefst met wit papier. Wanneer het kind de E-haken kaart, of indien nog niet vervangen de Landolt C kaart, niet kan uitvoeren, wordt de LEA-symbolen kaart als alternatief gebruikt.
Alle wijzigingen staan vernoemd in de inleiding van de richtlijn.

De richtlijn is door de Richtlijn Advies- en Autorisatie Commissie (RAC) op 01-04-2019 geautoriseerd voor gebruik in de JGZ.

Verslagen


Eindverslag

Deze richtlijn ‘opsporen oogafwijkingen’ is een herziening van de richtlijnen ‘opsporen visuele stoornissen 0-19 jaar’ uit 2010. Het is een richtlijn voor het handelen van JGZ-professionals tijdens contacten met individuele jeugdigen en hun ouders/verzorgers met betrekking tot de screening op oogafwijkingen. De richtlijn beschrijft het hele opsporingsprogramma voor oogafwijkingen voor jeugdigen van 0-19 jaar. Op basis van een systematische review door Cochrane Netherlands en expert opinion vanuit de werkgroep waarin alle belanghebbende partijen vertegenwoordigd waren, zijn er wijzigingen doorgevoerd. Enkele wijzigingen worden hieronder benoemd:
Contactmomenten: Op de leeftijd van 36 maanden wordt de visusmeting niet meer standaard, maar slechts op indicatie, uitgevoerd. Het eerste moment waarop de visus bepaald wordt bij alle kinderen is in de leeftijdsperiode van 42-48 maanden en het tweede moment is in de leeftijdsperiode van 54-66 maanden, met 66 maanden (5 ½ jaar) als uiterst aanbevolen leeftijd. De lichtkasten voor de visuskaart worden vanaf invoering van deze richtlijn niet meer gebruikt. De visus wordt afgenomen in een normaal verlichte spreekkamer (ook geen extra spotjes). De Amsterdamse Plaatjes Kaart (APK) wordt zo spoedig mogelijk, uiterlijk 1-1-2020, vervangen door de LEA Symbolen kaart.
De Landolt-C kaart zal uiterlijk 1-1-2021 vervangen zijn door de logaritmische E-Haken kaart. Tot deze datum mag ook de transparante Landolt-C kaart zonder lichtkast gebruikt worden op een witte achtergrond, liefst met wit papier. Wanneer het kind de E-haken kaart, of indien nog niet vervangen de Landolt C kaart, niet kan uitvoeren, wordt de LEA-symbolen kaart als alternatief gebruikt.
Alle wijzigingen staan vernoemd in de inleiding van de richtlijn. De richtlijn is door de Richtlijn Advies- en Autorisatie Commissie (RAC) op 01-04-2019 geautoriseerd voor gebruik in de JGZ.

Sinds begin zestiger jaren van de vorige eeuw is in Nederland oogscreening ingevoerd, in eerste instantie vanaf de leeftijd van
3 jaar, maar vanaf de tachtiger jaren, op initiatief van een kinderoogarts, uitgebreid met de “Vroegtijdige Onderkenning Visuele
stoornissen” voor kinderen van 1 tot 24 maanden. Door deze goede preventieve zorg is de proportie kinderen in Nederland dat
op 7 jaar met hun luie oog door te late detectie of onvoldoende behandeling niet kan lezen (visus < 0.5) gedaald tot een kwart
van alle kinderen met amblyopie (RAMSES studie, Groenewoud et al., 2010). Een knelpuntenanalyse van de
knelpuntencommissie heeft als startpunt gediend voor de nieuwe richtlijn. Door jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en
jeugd-doktersassistenten zijn 9 knelpunten geprioriteerd. Deze hebben betrekking op testeigenschappen van de APK
visuskaart, verwijsdrempels bij de visusmeting, voorbereiding op de visusmeting, twijfel over de afdektest,
onderzoeksfaciliteiten in het algemeen en op basisscholen, en op het functioneren van verwijzing, terugrapportage en
verwijscontrole. Naast deze knelpunten die ervaren worden in de praktijk, zal aandacht besteed worden aan doelmatigheid
(kosten-effectiviteit en kosten-utiliteit, inclusief optie visusmeting op basisschool) en aan borging van kwaliteit van visusmeting
door jeugdartsen, -doktersassistenten en –verpleegkundigen door gecertificeerde scholing. Het doel is de herziening van de
JGZ-richtlijn ‘Opsporing visuele stoornissen 0-19 jaar’, met een praktijktest en ontwikkeling van een basisdataset
(BDS)-protocol en een set indicatoren op basis van de herziene richtlijn. In de richtlijn zullen handvatten worden gegeven voor
voorlichting, opsporing, begeleiding, verwijzing en nazorg.

Samenvatting van de aanvraag

Sinds begin zestiger jaren van de vorige eeuw is in Nederland oogscreening ingevoerd, in eerste instantie vanaf de leeftijd van 3 jaar, maar vanaf de tachtiger jaren, op initiatief van een kinderoogarts, uitgebreid met de “Vroegtijdige Onderkenning Visuele stoornissen” voor kinderen van 1 tot 24 maanden. Door deze goede preventieve zorg is de proportie kinderen in Nederland dat op 7 jaar met hun luie oog door te late detectie of onvoldoende behandeling niet kan lezen (visus < 0.5) gedaald tot een kwart van alle kinderen met amblyopie (RAMSES studie, Groenewoud et al., 2010). Het rapport van de Knelpuntencommissie dient als startpunt voor de nieuwe richtlijn. Door jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en jeugd-doktersassistenten zijn 9 knelpunten geprioriteerd. Deze hebben betrekking op testeigenschappen van de APK visuskaart, verwijsdrempels bij de visusmeting, voorbereiding op de visusmeting, twijfel over de afdektest, onderzoeksfaciliteiten in het algemeen en op basisscholen, en op het functioneren van verwijzing, terugrapportage en verwijscontrole. Naast deze knelpunten die ervaren worden in de praktijk, zal aandacht besteed worden aan doelmatigheid (kosten-effectiviteit en kosten-utiliteit, inclusief optie visusmeting op basisschool) en aan borging van kwaliteit van visusmeting door jeugdartsen, -doktersassistenten en –verpleegkundigen door gecertificeerde scholing. Het doel is de herziening van de JGZ-richtlijn ‘Opsporing visuele stoornissen 0-19 jaar’, met een praktijktest en ontwikkeling van een basisdataset (BDS)-protocol en een set indicatoren op basis van de herziene richtlijn. In de richtlijn zullen handvatten worden gegeven voor voorlichting, opsporing, begeleiding, verwijzing en nazorg. De herziening levert de volgende eindproducten op: Herziening in het door het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) ontwikkelde format dat geschikt is om interactief via een website te gebruiken BDS-protocol Een set indicatoren en een lijst met kernelementen op basis van de herziene richtlijn Impactanalyse van gebruik en invoering van de herziene richtlijn, conform het format van het NCJ Producten van de praktijktest: een PowerPointpresentatie, een verslag van de praktijktest inclusief ‘lessons learned’ en aanbevelingen voor landelijke implementatie De projectgroep zal de werkgroep samenstellen, bestaand uit afgevaardigden van de beroepsverenigingen AJN, V&VN, NVDA, NHG, NVVO, OVN, Bartiméus, Werkgroep Kinderoogheelkunde NOG. De klankbordgroep omvat daarnaast afgevaardigden van ActiZ, NSPOH, een direkteur van een basisschool en een ouder. Bij de herziening zal gebruik worden gemaakt van de GRADE-methodiek en de uiteindelijke richtlijn zal voldoen aan de internationaal geformuleerde en geaccepteerde kwaliteitscriteria, samengebracht in het AGREE (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation) II instrument. De werkgroep stelt met het Dutch Cochrane Centre (DCC) de definitieve uitgangsvragen vast en zet deze om naar PICO’s. Het DCC zal vervolgens, als onafhankelijk deelnemer, aan de hand van de PICO’s uitgebreid zoeken naar en selecteren van studies die de vraag kunnen beantwoorden. Dan vat DCC de geïdentificeerde evidence (kwaliteitsbeoordeling, data-extractie en – indien mogelijk – meta-analyse) systematisch samen. In geval van diagnostische of interventievragen worden GRADE-profielen en Summary-of-Findings tabellen opgesteld. Tenslotte formuleert het DCC zijn conclusies. Op grond daarvan, aangevuld met kennis en ervaring van de leden van de werkgroep, wordt het eerste concept van de herziene richtlijn geformuleerd. Vervolgens wordt bepaald welke set van gegevens minimaal door JGZ-professionals geregistreerd dient te worden in het digitaal dossier JGZ. Deze set dient als basis voor de ontwikkeling van een BDS-protocol. Het eerste concept van de richtlijn en het BDS-protocol wordt voorgelegd aan Pharos, de klankbordgroep en de RichtlijnAdviesCommissie van het NCJ. De RAC stelt het concept van de herziening en het BDS-protocol vast. Een plan voor de praktijktest wordt in overleg met het NCJ opgesteld en er vindt een landelijke commentaarronde plaats. Na afloop van de praktijktest wordt een beperkte set indicatoren ontwikkeld op basis van de herziene versie van de richtlijn, waarmee professionals de door hen geleverde zorg kunnen monitoren. Het concept van de herziene richtlijn wordt tenslotte aangepast op basis van de resultaten van de praktijktest. In de impactanalyse wordt beschreven wat de implicaties zijn van invoering in de praktijk van de herziene richtlijn voor organisaties en gemeente. Ook wordt een PowerPointpresentatie, te gebruiken voor scholing en instructie, gemaakt en een verslag van de praktijktest met ‘lessons learned’ van de praktijktest en aanbevelingen voor de landelijke implementatie. Tenslotte wordt de richtlijn opnieuw aan de RAC ter vaststelling aangeboden.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
732000406
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2016
2020
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. H. Raat MD
Verantwoordelijke organisatie:
Erasmus MC