Mobiele menu

Doorontwikkeling van een screeningsinstrument voor problematische gehechtheid bij kinderen van 2 t/m 5 jaar (AISI)

Projectomschrijving

Er is vanuit de praktijk (jeugdzorg, jeugd-ggz, jeugdgezondheidszorg) een grote behoefte aan een
screeningsinstrument, waarbij door middel van een vragenlijst voor de opvoeders ingeschat kan
worden of er een risico is op problematische gehechtheid bij kinderen van 2-5 jaar.

Om die reden is in samenwerking tussen praktijkinstelling Basic Trust (Expertisecentrum Hechting
en Basisvertrouwen) en de afdeling Orthopedagogiek van de Universiteit van Amsterdam de
Attachment Relationship Inventory – Caregiver Perspective voor gezinnen met 2-5 jarigen (ARI-CP
2-5) ontwikkeld.

Op basis van psychometrische analyses is dit instrument tot stand gekomen, bestaande uit 48
items, met de subschalen veilige gehechtheid, ambivalente gehechtheid, vermijdende gehechtheid en gedesorganiseerde gehechtheid.

Verslagen


Eindverslag

De instrumenten die in Nederland beschikbaar zijn om problematische gehechtheid te meten zijn veelal tijdrovend en arbeidsintensief. Bovendien moet voor dergelijke instrumenten vaak een training gevolgd worden om deze af te kunnen nemen. Er is vanuit de praktijk (jeugdzorg, jeugd-ggz, jeugdgezondheidszorg) een grote behoefte aan een screeningsinstrument, waarbij door middel van een vragenlijst voor de opvoeders ingeschat kan worden of er een risico is op problematische gehechtheid bij kinderen van 2-5 jaar.

Om die reden is in samenwerking tussen praktijkinstelling Basic Trust (Expertisecentrum Hechting en Basisvertrouwen) en de afdeling Orthopedagogiek van de Universiteit van Amsterdam de Attachment Relationship Inventory / Caregiver Perspective voor gezinnen met 2-5 jarigen (ARI-CP 2-5) ontwikkeld.

Deze ontwikkeling heeft in 3 fases plaatsgevonden. In de eerste fase is bij opvoeders (N = 32) en professionals (N = 31) gevraagd naar voorbeelden van veilig en onveilig gehechtheidsgedrag. Op basis van deze inventarisatie is een eerste versie van het instrument ontwikkeld.

In de tweede fase is een pilotonderzoek uitgevoerd met deze eerste versie van het instrument bij opvoeders (N = 112). Er zijn psychometrische analyses uitgevoerd om een eerste indruk te krijgen van welke goede items zijn en welke minder goede items zijn. Op basis van deze analyse is een tweede versie van het instrument ontwikkeld.

In de derde fase is deze versie afgenomen (N = 442) bij zowel gezinnen zonder bekende gehechtheidsproblematiek (N = 378) als gezinnen met bekende gehechtheidsproblematiek (N = 68). In deze fase zijn bij een substeekproef (N = 83) thuis observaties gedaan, om de vragenlijstgegevens te kunnen vergelijken met observaties van gehechtheid. Op basis van de psychometrische analyses in deze derde fase is uiteindelijk het definitieve instrument tot stand gekomen, bestaande uit 48 items, met de subschalen veilige gehechtheid, ambivalente gehechtheid, vermijdende gehechtheid en gedesorganiseerde gehechtheid.

De instrumenten die in Nederland beschikbaar zijn om problematische gehechtheid te meten zijn veelal tijdrovend en arbeidsintensief. Bovendien moet voor dergelijke instrumenten vaak een training gevolgd worden om deze af te kunnen nemen.

Er is vanuit de praktijk (jeugdzorg, jeugd-ggz, jeugdgezondheidszorg) een grote behoefte aan een kort screeningsinstrument, waarbij door middel van een vragenlijst voor de opvoeders vastgesteld kan worden of er een risico is op problematische gehechtheid bij kinderen van 2-5 jaar. Om die reden is in samenwerking tussen praktijkinstelling Basic Trust (Expertisecentrum Hechting en Basisvertrouwen) en de afdeling Orthopedagogiek van de Universiteit van Amsterdam de Attachment Insecurity Screening Inventory (AISI) ontwikkeld.

Uit reacties vanuit het veld is gebleken dat het instrument duidelijk voorziet in een behoefte en de eerste onderzoeksresultaten op basis van de AISI-constructiestudie waren positief (Wissink et al., 2015). De psychometrische resultaten duidden echter eveneens op ruimte voor verbetering van de AISI.

Het huidige project is gericht op een doorontwikkeling van de AISI in 3 stappen:
1. Een inventarisatie van gewenste verbeteringen in de huidige versie van de AISI volgens opvoeders (N = 30) en professionals (N = 30).
2. Een pilotonderzoek naar de verbeterde versie van de AISI bij gezinnen (N = 100).
3. Een valideringsonderzoek naar de definitieve versie van de AISI bij gezinnen (N = 400).

Het project is begonnen op 1 oktober 2016 en loopt tot en met 30 september 2019.

Samenvatting van de aanvraag

De instrumenten die in Nederland beschikbaar zijn om problematische gehechtheid te meten zijn veelal tijdrovend en arbeidsintensief. Bovendien moet voor dergelijke instrumenten vaak een training gevolgd worden om deze af te kunnen nemen. Er is vanuit de praktijk (jeugdzorg, jeugd-ggz, jeugdgezondheidszorg) een grote behoefte aan een kort screeningsinstrument, waarbij door middel van een vragenlijst voor de opvoeders vastgesteld kan worden of er een risico is op problematische gehechtheid bij kinderen van 2-5 jaar.

Om die reden is in samenwerking tussen praktijkinstelling Basic Trust (Expertisecentrum Hechting en Basisvertrouwen) en de afdeling Orthopedagogiek van de Universiteit van Amsterdam de Attachment Insecurity Screening Inventory (AISI) ontwikkeld. Uit reacties vanuit het veld is gebleken dat het instrument duidelijk voorziet in een behoefte en de eerste onderzoeksresultaten op basis van de AISI-constructiestudie waren positief (Wissink et al., 2015). De psychometrische resultaten duidden echter eveneens op ruimte voor verbetering van de AISI.

Om die reden beogen wij een doorontwikkeling van de AISI in 3 stappen:

1. Een inventarisatie van gewenste verbeteringen in de huidige versie van de AISI volgens opvoeders (N = 30) en professionals (N = 30).

2. Een pilotonderzoek naar de verbeterde versie van de AISI bij gezinnen (N = 100).

3. Een valideringsonderzoek naar de definitieve versie van de AISI bij gezinnen (N = 400).

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
729300103
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2016
2020
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. M.J. Noom
Verantwoordelijke organisatie:
Universiteit van Amsterdam