Mobiele menu

In verwachting

Projectomschrijving

Vraagstuk

Emotionele problemen bij de moeder tijdens haar zwangerschap, moeilijkheden in het eigen opvoedingsverleden of een gebrek aan cognitieve vaardigheden verhogen de kans op een zorgwekkende opvoeding en ontwikkeling van het kind. Kunnen verloskundigen voor (of snel na) de bevalling al risicovolle opgroeisituaties signaleren met hulp van een speciale vragenlijst?

Onderzoek

240 vrouwen en hun partner zijn gevolgd vanaf vijftien weken zwangerschap totdat hun kind 1 jaar was. Verloskundigen gebruikten de Dunedin Family Services Indicator (DFSI) als signaleringsinstrument.

Uitkomst

Ingevulde risicofactoren op de signaleringslijst zijn niet gerelateerd aan sociaal-emotionele problematiek van het kind. De DFSI lijkt dus niet geschikt als signaleringsinstrument voor zorgwekkende situaties. Screening op risicofactoren door verloskundigen tijdens de zwangerschap met dit instrument hangt niet samen met (door ouders gerapporteerde) problemen in het eerste levensjaar.

Producten

Titel: From pregnancy to parenthood. Fathers' and mothers' representation of their unborn child.
Auteur: Charlotte Vreeswijk
Titel: Mother & Fetus: the start of a relationship.
Auteur: Janneke Maas
Titel: "Expectant Parents": Study protocol of a longitudinal study concerning prenatal (risk) factors and postnatal infant development, parenting, and parent-infant relationships
Auteur: A Janneke BM Maas, Charlotte MJM Vreeswijk, Evi SA de Cock, Catharina HAM Rijk and Hedwig JA van Bakel
Titel: Pictorial representation of attachment: measuring the parent-fetus relationship in expectant mothers and fathers
Auteur: Hedwig JA van Bakel1, A JBM Maas, Charlotte MJM Vreeswijk and Ad JJM Vingerhoets

Verslagen


Eindverslag

In toenemende mate wordt het belang erkend van zeer vroege signalering van risicofactoren én -processen binnen het gezin, liefst vóór of snel na de geboorte (Hermanns, Öry, & Schrijvers, 2005). Al tijdens de zwangerschap kunnen verschillende prenatale risicofactoren worden geïdentificeerd, die samenhangen met negatieve ontwikkelingsuitkomsten (o.a. Wilson e.a., 1996). Zo blijken emotionele problemen bij de moeder tijdens de zwangerschap, moeilijkheden in het eigen opvoedingsverleden en een gebrek aan cognitieve vaardigheden de kans op een zorgwekkende opvoeding en ontwikkeling van het kind ernstig te verhogen. Mogelijk kunnen risicofactoren die leiden tot zorgwekkende opvoedingssituaties, al tijdens de zwangerschap door verloskundigen worden gesignaleerd. Over de wijze waarop specifieke prenatale risicofactoren gerelateerd zijn aan de ontwikkeling van het kind is nog weinig bekend. Antenatale verwachtingen en representaties van de ouders over het kind en het ouderschap spelen, evenals de veerkracht van de ouders, waarschijnlijk ook een rol in het risicoproces. Wanneer verwachtingen tijdens de zwangerschap omtrent de opvoeding en het gedrag van het kind niet overeenkomen met de ervaren werkelijkheid er na en ouders moeite hebben hiermee om te gaan, kan dit tot zorgwekkende situaties leiden, zoals een beperkte afstemming in de interactie tussen ouder en kind. In deze prospectieve longitudinale studie wordt een groep van 240 zwangere vrouwen (variërend in de mate van prenatale risicofactoren) en hun partner vanaf week 15 van de zwangerschap gevolgd tot het kind 12 maanden oud is. Onderzocht wordt of de -aan de Nederlandse situatie aangepaste- Dunedin Family Services Indicator (Muir e.a., 1989) een instrument is dat door verloskundigen tijdens de zwangerschap kan worden gebruikt als signaleringsinstrument voor zorgwekkende situaties. De DFSI is een korte checklist met 9 items die door verloskundigen tijdens de zwangerschapsconsultaties wordt ingevuld. Door vervolgens het risicoproces over de tijd in kaart te brengen en de ontwikkeling van het kind in het eerste jaar (op 4, 6 en 12 maanden) te volgen met behulp van de Ages & Stages Questionnaires: (Social Emotional) (Squires e.a., 2002) en de Infant Toddler Social Emotional Assessment (Carter e.a., 2003) kunnen gezinnen die hulp of advies nodig hebben (zoals verzorgd kan worden via het Centrum voor Jeugd en gezin), mogelijk beter worden gesignaleerd. Hierbij wordt ook onderzocht of de door ouders ingevulde ASQ:SE een valide signaleringsinstrument is om de ontwikkeling van het kind te volgen wanneer bij ouders sprake is van risicofactoren zoals emotionele klachten.
Het project sluit aan bij het advies van de Inventgroep (2005) om zo vroeg mogelijk belangrijke risicofactoren te signaleren en inventariseren en het risicoproces na de geboorte te volgen door gebruik te maken van veelbelovende evidence-based signaleringsinstrumenten. Het project wordt in samenwerking met verloskundigenpraktijken, JGZ 0-4 (Zuidzorg) en de Gemeente Eindhoven (Centrum voor Jeugd en Gezin) uitgevoerd en levert een belangrijke bijdrage aan de noodzaak van zeer vroegtijdige signalering van zorgwekkende situaties.

Uit recent onderzoek blijkt dat het belangrijk is zo vroeg mogelijk signalen en risicofactoren die kunnen leiden tot problemen bij een kind te ontdekken en achterhalen, het liefst al vóór of snel na de geboorte. In het project “In verwachting” wordt onderzocht of deze risicofactoren al tijdens de zwangerschap door verloskundigen kunnen worden gesignaleerd door middel van een korte signaleringslijst. In totaal worden 240 zwangere vrouwen en hun partner gevolgd vanaf 15 weken zwangerschap tot het kind 1 jaar oud is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de -aan de Nederlandse situatie aangepaste- Dunedin Family Services Indicator (DFSI: Muir e.a., 1989) een instrument dat door verloskundigen tijdens de zwangerschap wordt gebruikt als signaleringsinstrument voor problematische situaties. Het project wordt in samenwerking met verloskundigenpraktijken, JGZ 0-4 (Zuidzorg) en de Gemeente Eindhoven (Centrum voor Jeugd en Gezin) uitgevoerd en levert een belangrijke bijdrage aan de noodzaak van zeer vroegtijdige signalering van zorgwekkende situaties.

Samenvatting van de aanvraag

In toenemende mate wordt het belang erkend van zeer vroege signalering van risicofactoren én -processen binnen het gezin, liefst vóór of snel na de geboorte (Hermanns, Öry, & Schrijvers, 2005). Al tijdens de zwangerschap kunnen verschillende prenatale risicofactoren worden geïdentificeerd, die samenhangen met negatieve ontwikkelingsuitkomsten (o.a. Wilson e.a., 1996). Zo blijken emotionele problemen bij de moeder tijdens de zwangerschap, moeilijkheden in het eigen opvoedingsverleden en een gebrek aan cognitieve vaardigheden de kans op een zorgwekkende opvoeding en ontwikkeling van het kind ernstig te verhogen. Mogelijk kunnen risicofactoren die leiden tot zorgwekkende opvoedingssituaties, al tijdens de zwangerschap door verloskundigen worden gesignaleerd. Over de wijze waarop specifieke prenatale risicofactoren gerelateerd zijn aan de ontwikkeling van het kind is nog weinig bekend. Antenatale verwachtingen en representaties van de ouders over het kind en het ouderschap spelen, evenals de veerkracht van de ouders, waarschijnlijk ook een rol in het risicoproces. Wanneer verwachtingen tijdens de zwangerschap omtrent de opvoeding en het gedrag van het kind niet overeenkomen met de ervaren werkelijkheid er na en ouders moeite hebben hiermee om te gaan, kan dit tot zorgwekkende situaties leiden, zoals een beperkte afstemming in de interactie tussen ouder en kind. In deze prospectieve longitudinale studie wordt een groep van 240 zwangere vrouwen (variërend in de mate van prenatale risicofactoren) en hun partner vanaf week 15 van de zwangerschap gevolgd tot het kind 12 maanden oud is. Onderzocht wordt of de -aan de Nederlandse situatie aangepaste- Dunedin Family Services Indicator (Muir e.a., 1989) een instrument is dat door verloskundigen tijdens de zwangerschap kan worden gebruikt als signaleringsinstrument voor zorgwekkende situaties. De DFSI is een korte checklist met 9 items die door verloskundigen tijdens de zwangerschapsconsultaties wordt ingevuld. Door vervolgens het risicoproces over de tijd in kaart te brengen en de ontwikkeling van het kind in het eerste jaar (op 4, 6 en 12 maanden) te volgen met behulp van de Ages & Stages Questionnaires: (Social Emotional) (Squires e.a., 2002) en de Infant Toddler Social Emotional Assessment (Carter e.a., 2003) kunnen gezinnen die hulp of advies nodig hebben (zoals verzorgd kan worden via het Centrum voor Jeugd en gezin), mogelijk beter worden gesignaleerd. Hierbij wordt ook onderzocht of de door ouders ingevulde ASQ:SE een valide signaleringsinstrument is om de ontwikkeling van het kind te volgen wanneer bij ouders sprake is van risicofactoren zoals emotionele klachten. Het project sluit aan bij het advies van de Inventgroep (2005) om zo vroeg mogelijk belangrijke risicofactoren te signaleren en inventariseren en het risicoproces na de geboorte te volgen door gebruik te maken van veelbelovende evidence-based signaleringsinstrumenten. Het project wordt in samenwerking met verloskundigenpraktijken, JGZ 0-4 (Zuidzorg) en de Gemeente Eindhoven (Centrum voor Jeugd en Gezin) uitgevoerd en levert een belangrijke bijdrage aan de noodzaak van zeer vroegtijdige signalering van zorgwekkende situaties.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
157001020
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2008
2013
Onderdeel van programma:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. H.J.A. van Bakel
Verantwoordelijke organisatie:
Universiteit van Tilburg