Preventieve kracht? Een onderzoek naar de implementatie en de effecten van Eigen Kracht-conferenties in het preventieve domein
Projectomschrijving
Producten
Verslagen
Eindverslag
Een Eigen Kracht-conferentie (EKc) is een besluitvormingsmodel waarbij de verantwoordelijkheid voor (het oplossen van) problemen en moeilijkheden allereerst bij de burger (en diens netwerk) gelegd wordt. Een EKc wordt door een onafhankelijke coördinator (in dienst van de Eigen Kracht (EK-)Centrale) samen met de familie en het netwerk voorbereid. Tijdens het eerste deel van de conferentie wordt met alle genodigden gesproken over het probleem. In het tweede deel maakt de familie, in afwezigheid van de hulpverleners, met het netwerk een plan. EKc’s worden in Nederland sinds 2001 met name georganiseerd op moment dat problemen rondom een kind of een gezin al langere tijd spelen.
PI Research heeft, in opdracht van ZonMw in de periode 2009-2012, een implementatie- en effectiviteitsonderzoek uitgevoerd naar de inzet van EKc’s in het preventieve domein. Het onderzoek liep parallel aan de Overijssels pilot ‘Eigen Kracht in het CJG’ (Centra voor Jeugd en Gezin) en was enerzijds gericht op het vaststellen van de wijze waarop het implementatieproces verlopen is, anderzijds op het onderzoeken van de effectiviteit van EKc’s in het preventieve domein. Bij de pilot en het onderzoek waren de volgende zes gemeenten betrokken: Hardenberg, Hellendoorn, Hengelo, Steenwijkerland, Twenterand en Zwolle.
Het implementatieonderzoek is gebaseerd op informatie uit verschillende bronnen (literatuur, interviews). Volgens geïnterviewde sleutelfiguren hebben uiteenlopende bevorderende en belemmerende factoren een rol gespeeld tijdens het implementatieproces. Ondanks het feit dat er minder preventieve EKc’s in de pilotperiode zijn uitgevoerd dan bij aanvang van het onderzoek werd verwacht, blijkt uit het onderzoek dat het vroegtijdig inzetten van EKc’s wel degelijk mogelijk is mits hulpverleners, beleidsmakers en burgers de benodigde cultuuromslag gemaakt hebben. Daarnaast is praktische en financiële ondersteuning en overkoepelende regie nodig, zoals tijdens de pilot geboden werd door de provincie Overijssel. Ook het reserveren van voldoende tijd en middelen voor de implementatie in het algemeen en – vooral nu – voor de borgingsfase in het bijzonder, lijkt een belangrijke voorwaarde. Interessant is overigens dat er een aantal verschuivingen waar te nemen zijn geweest. De meest in het oog springende verschuiving is het feit dat bij de gemeenten en zorginstellingen de nadruk meer is komen te liggen op het Eigen Kracht-denken in brede zin in plaats van de inzet van EKc’s in enge zin. Om de implementatie van EKc’s in het preventieve domein te volbrengen dient onder meer nog meer aandacht besteed te worden aan de borging en de financiering van EKc’s in de toekomst.
Om zicht te krijgen op de effectiviteit van EKc’s in het preventieve domein zijn ouders die vanuit het CJG en vanuit Bureau Jeugdzorg (BJZ; de controlegroep) herhaaldelijk telefonisch bevraagd. Ook hulpverleners en gezinsinformanten die aanwezig waren bij de conferentie zijn geïnterviewd.
Oorspronkelijk was het de bedoeling de pilotgemeenten te vergelijken met gemeenten die niet binnen de pilot vielen. Lopende het onderzoek bleek het onmogelijk vergelijkingsgemeenten te vinden waarna in overleg met ZonMw besloten is om de EKc’s die aangeboden zijn via de CJG’s te vergelijken met EKc’s die door BJZ worden aangeboden (en georganiseerd werden rondom dezelfde problematiek waarvoor de EKC bij de CJG-gezinnen georganiseerd was). Daarnaast konden enkele deelvragen van het effectiviteitsonderzoek niet of niet afdoende beantwoord worden, doordat bij de meeste CJG’s niet of nauwelijks informatie over cliëntkenmerken en hulpvragen geregistreerd wordt.
Met behulp van vragenlijsten zijn gegevens verzameld over de doelgroep, de EKc-plannen, risicofactoren met betrekking tot de veiligheid van kinderen, de maatschappelijke participatie en sociale draagkracht van ouders. Op basis van de geringe hoeveelheid data zijn statistisch gefundeerde uitspraken niet mogelijk maar blijkt wel dat bij de CJG-gezinnen relatief z