Effectiviteit van neurofeedback bij jongeren met AD(H)D-klachten en comorbide stoornissen: een randomized controlled trial
Projectomschrijving
Vraagstuk
Moeite met aandacht en concentratie, een onrustig gevoel en soms weinig remmingen. Dat zijn typisch klachten waar jongeren met AD(H)D last van hebben. Zonder behandeling bestaat een grote kans dat zij ook problemen krijgen met ouders, vrienden of op school. Is neurofeedback – het trainen van de hersenen met behulp van een computerprogramma – een effectieve aanvulling op de behandeling?
Onderzoek
De experimentele groep van 26 jongens kreeg neurofeedback naast de gebruikelijke behandeling (gedragstherapie, medicatie en/of psycho-educatie). De controlegroep (45 jongens) kreeg dat niet. Wat zijn de verschillen met en zonder neurofeedback?
Uitkomst
Een aanvulling van de gebruikelijke behandeling van jongeren met AD(H)D met neurofeedback, maakt de behandeling niet effectiever. Beide groepen lieten een verbetering zien op aspecten als aandacht, impulsiviteit en hyperactiviteit. Neurofeedback heeft geen aanvullende waarde en verdient dus ook geen implementatie in de behandeling van ernstige gedragsproblemen bij AD(H)D.
Producten
Auteur: M. Bink
Auteur: Bink, M., Bongers, I.L., & Nieuwenhuizen, Ch. van
Magazine: Kind en Adolescent
Auteur: Nieuwenhuizen, Ch. van, Bongers, I.L. & Bink, M.
Verslagen
Eindverslag
Het behandelen van jongeren met ernstige gedragsproblemen is niet eenvoudig. Het blijkt namelijk dat jongeren met ernstige gedragsproblemen vaak aandachts- en concentratieproblemen hebben die het letterlijk moeilijk maken om de aandacht bij de behandeling te houden. Hierdoor is het voor hen moeilijk om behandeling goed te volgen of af te ronden. Om toch te zorgen dat de behandeling aanslaat, is het belangrijk dat de aandachts- en concentratieproblemen worden aangepakt. Hierdoor lukt het mogelijk wel om de gedragsproblemen goed aan te pakken.
Een mogelijk effectieve interventie voor het trainen van de aandachts- en concentratieproblemen is neurofeedback. Neurofeedback leert jongeren, door het geven van feedback op hun hersensignalen, zich beter te concentreren. Wanneer neurofeedback ervoor zorgt dat de aandachts- en concentratieproblemen verminderen, dan lukt het de jongeren hopelijk ook beter om de behandeling van hun ernstige gedragsproblemen af te ronden.
In de huidige studie is onderzocht of na een neurofeedbacktraining de aandachts- en concentratieproblemen minder waren. In de studie is neurofeedback vergeleken met de gebruikelijke behandeling die aan jongens met gedragsproblemen en aandachts- en concentratieproblemen wordt gegeven. Dit kan cognitieve gedragstherapie of medicatie zijn, maar ook psycho-educatie. In totaal hebben 90 jongens meegedaan aan de studie. Tweederde van hen kreeg de neurofeedbacktraining naast de gebruikelijke behandeling en eenderde kreeg de gebruikelijke behandeling.
De jongens die ook neurofeedback kregen lieten een verbetering zien op aandacht, impulsiviteit en hyperactiviteit. Hetzelfde gold echter voor de jongens die geen neurofeedback kregen: ook, zij gingen vooruit op aandacht, impulsiviteit en hyperactiviteit.
Oftewel: een aanvullende behandeling met neurofeedback zorgt er niet voor dat het nóg beter gaat met deze jongeren met ernstige gedragsproblemen en aandachts- en concentratieproblemen. De jongens die de neurofeedbacktraining volgden kregen echter wel een veel intensievere, en daardoor duurdere, behandeling. De resultaten van deze studie pleiten er dus niet voor om een neurofeedbacktraining te implementeren als aanvullende behandeling bij jongens met ernstige gedragsproblemen en aandachts- en concentratieproblemen.
Het vierde jaar van de studie ‘Effectiviteit van neurofeedback bij jongeren met AD(H)D-klachten en comorbide stoornissen: een randomized controlled trial’ stond geheel in teken van de dataverzameling, het inplannen en geven van de trainingen en het analyseren van de voormetingen. In totaal zijn er 141 aanmeldingen en informatiegesprekken geweest. Op dit moment zijn de gegevens van 71 jongens van de tweede meting (direct na de interventie periode, ongeveer 25 weken na de eerste meting) geschikt voor analyse. Van deze 71 jongens zitten 45 jongens in de experimentele groep en 26 in de controlegroep. Op dit moment hebben al 41 jongens het hele traject afgerond (27 experimentele groep, 14 controlegroep) dus inclusief de metingen op lange termijn. De metingen lopen nog door tot eind juni 2013.
Op dit moment zijn analyses over de voormetingen gedaan. Hierbij hebben we gekeken of jongens met ADHD en een autismespectrumstoornis (ASS) verschillen van jongens met ADHD problematiek zonder ASS. Een groot aantal jongeren met ASS vertonen ADHD-comorbiditeit. Eerdere studies kunnen echter geen uitsluitsel geven of psychofysiologische maten, zoals hartritme, verschillen voor jongeren met ADHD en ASS in vergelijking met jongeren met ADHD zonder ASS. Als deel van de huidige studie is een artikel geschreven met als doel de overeenkomsten en verschillen te onderzoeken in hartritme (adaptatie) en taakuitvoering. Daarvoor hebben we bij 65 jongens gekeken of medicatiegebruik en diagnose (ADHD met of zonder ASS) van invloed zijn op psychofysiologische maten. Resultaten laten een effect zien van stimulerende medicatie op de betreffende maten. Diagnose blijkt echter niet van invloed te zijn. Daaruit blijkt dat er een psychofysiologische overlap is tussen ADHD klachten in jongeren met en zonder ASS.
Daarnaast hebben we de eerste uitkomsten bekeken ten aanzien van de effectiviteit van neurofeedback. Hierbij hebben we gekeken naar de aanvullende waarde van neurofeedback op de huidige standaardbehandeling met een multicenter parallel gerandomiseerd gecontroleerd trial design. Neurofeedback bestond uit gemiddeld 37 sessies van theta/ sensor motor ritme (SMR) training op de vertex (Cz). Uitkomstmaten waren gedragsmaten (ADHD screeningslijst, Youth Self Report en Child Behavior CheckList) en cognitieve maten (D2 aandachtstaak, digit backwards span, de Stroop en de Tower of London (TOL)). Bij de nameting waren er op de gedragsmaten grote effecten voor het verminderen van gedragsproblemen ten opzichte van de voormeting [range ηp2= .08 tot .31]. Tevens verbeterde de prestatie op de cognitieve taken met middelgrote tot grote effecten ten opzichte van de voormeting, waarbij de jongeren snellere reactie tijden hadden [range ηp2= .08 tot .54]. Er was echter geen effect voor de behandeling die is gegeven: beide groepen gingen vooruit of ze nu wel of geen neurofeedbacktraining hebben gehad. Bijwerkingen met betrekking tot slaap en hoofdpijn werden ook bij beide groepen net zoveel genoemd en waren hetzelfde voor en na de interventie periode. Conclusie: Er is geen aanvullende waarde voor neurofeedback op de standaard behandeling gevonden voor jongeren met ADHD-klachten direct na de interventieperiode. Verder onderzoek is nodig voor meer duidelijkheid over mogelijke specifieke werking van neurofeedback en de lange termijn effecten van neurofeedback.