Verslagen

Eindverslag

Samenvatting
Dit item is dichtgeklapt
Dit item is opengeklapt

Deelproject seroprevalentie

In juni/juli 2020 werden antistoffen tegen het nieuwe coronavirus aangetoond bij 15% van de medewerkers van 13 Nederlandse ziekenhuizen, wijzend op een doorgemaakte infectie gedurende de eerste maanden van de pandemie. Tijdens de zomermaanden was het coronavirus minder actief en maakte slechts 1% van de medewerkers een infectie door. Antistoffen waren vaker aanwezig bij medewerkers in Noord-Brabant en bij medewerkers die werkzaam waren op de spoedeisende hulp. Bij medewerkers met een longziekte en bij rokers werden minder vaak antistoffen gevonden. Slechts 85% van de medewerkers met een doorgemaakte infectie had klachten. De meest voorkomende klachten waren ernstige vermoeidheid, koorts en hoesten.

 

Deelproject omgevingscontaminatie

Om inzicht te krijgen in de rol van besmetting van de omgeving van de patiënt in de overdracht van het nieuwe coronavirus naar zorgmedewerkers, is daarnaast een onderzoek in verpleeghuizen uitgevoerd. In de kamers waar besmette cliënten in isolatie verbleven is het coronavirus veelvuldig in de directe omgeving van de cliënt aangetroffen. Bovendien werd levensvatbaar coronavirus aangetoond in één luchtmonster. Dat geeft aan dat in de lucht zwevende deeltjes die het nieuwe coronavirus bevatten, besmettelijk kunnen zijn.

 

Resultaten
Dit item is dichtgeklapt
Dit item is opengeklapt

Deelproject seroprevalentie

Bij inclusie in juni-juli 2020 werden antistoffen tegen SARS-CoV-2 (serologische respons op een doorgemaakte infectie) aangetoond bij 15% van de ziekenhuismedewerkers. Voor 94% van de medewerkers bij wie SARS-CoV-2 antistoffen werden aangetoond bij inclusie waren deze ook neutraliserend.

De hoogste seroprevalentie werd gevonden bij medewerkers in de Noord-Brabantse ziekenhuizen (20%), de laagste bij medewerkers in Groningen (4%). De hoogste seroprevalentie werd gevonden bij medewerkers die in de periode vanaf 1 januari 2020 werkzaam waren op de spoedeisende hulp, de laagste bij medewerkers die werkzaam waren op de intensive-, high- or medium care. Een lagere seroprevalentie werd gevonden bij medewerkers met een zelf-gerapporteerde longziekte, bij rokers en bij huisdiereigenaren.

Door medewerkers met SARS-CoV-2 antistoffen werden voor de periode sinds 1 januari 2020 vaker klachten gerapporteerd dan door medewerkers waarbij geen antistoffen konden worden aangetoond. Ook rapporteerden ze een groter aantal klachten, een langere duur van klachten en meer ziekteverzuim. De meest frequent gerapporteerde klacht door medewerkers met SARS-CoV-2 antistoffen was algehele malaise/moeheid (61%), gevolgd door koorts (53%), hoesten (49%), hoofdpijn (49%) en een veranderde of verminderde reuk (47%) of smaak (47%). Opvallend was de afwezigheid van klachten voor 15% van de medewerkers die wel antistoffen hadden ontwikkeld.

Tijdens de drie maanden follow-up gedurende de zomermaanden was de activiteit van SARS-CoV-2 onder ziekenhuismedewerkers zeer beperkt. Seroconversie werd bij slechts 1% van de deelnemers aangetoond. Ook het aantal SARS-CoV-2 infecties dat met PCR kon worden aangetoond was laag (incidentie 0.5%). Opvallend was de veel hogere incidentie van rhinovirus infecties (6%).

 

Deelproject omgevingscontaminatie

Om inzicht te krijgen in de rol van besmetting van de omgeving van de patiënt in de overdracht van het virus naar zorgmedewerkers, is een onderzoek in verpleeghuizen uitgevoerd. In zes verschillende verpleeghuizen zijn bij aanwezigheid van meerdere SARS-CoV-2 positieve cliënten op een verpleegafdeling gedurende een dag blootstellingsmetingen uitgevoerd in de nabije omgeving van deze cliënten. Met bestaande en nieuwe methodes zijn monsters van zowel de lucht als oppervlakken genomen, in zowel kamers waar geïsoleerde cliënten verbleven als in verschillende gezamenlijke ruimtes (gangen, medewerkersruimtes, woonkamers). Daarnaast is er in drie verpleeghuizen op 12 afdelingen in de gezamenlijke ruimtes vier maanden lucht gemonitord op aanwezigheid van SARS-CoV-2. Op deze manier is onderzocht of er (levensvatbaar) SARS-CoV-2 te vinden is in de lucht en op oppervlakken in verpleeghuizen.

In de kamers waar besmette cliënten geïsoleerd waren is SARS-CoV-2 veelvuldig in de directe omgeving van de cliënten aangetroffen. Met verschillende meetmethodes is SARS-CoV-2 aangetroffen in de lucht in de kamer, ook op oppervlakken (deurklink, nachtkastje, etc.) is het virus gevonden. In één van de positieve luchtmonsters is levensvatbaar SARS-CoV-2 aangetoond. In de gemeenschappelijke ruimtes waren beduidend minder monsters van de lucht en oppervlakken positief. Tijdens het merendeel van de metingen in de gemeenschappelijke ruimtes waren er weinig tot geen besmettingen bij zorgmedewerkers en/of cliënten.

 

Voortgangsverslag

Samenvatting
Dit item is dichtgeklapt
Dit item is opengeklapt

Seroprevalentie in zorgmedewerkers

 

In 13 Nederlandse ziekenhuizen zijn in juni en juli 2020 2.336 zorgmedewerkers gerekruteerd voor deelname aan de studie. Bij aanvang van het onderzoek werden antistoffen tegen het nieuwe coronavirus, SARS-CoV-2, aangetoond bij 15% van de medewerkers, variërend van 4% tot 30% in de individuele ziekenhuizen. Drie maanden na de eerste bloedafname is opnieuw bloed afgenomen om de aanwezigheid van antistoffen tegen SARS-CoV-2 op dat moment te bepalen. Rapportage van deze resultaten wordt eind december verwacht. In de tussenliggende periode hebben deelnemers tweewekelijkse vragenlijsten ingevuld over hun gezondheid, werk in het ziekenhuis en reizen, en werden ze bij klachten getest om een eventuele infectie met het coronavirus vast te stellen. Tijdens het onderzoek meldde 21% van de medewerkers één of meer periodes van klachten die zouden kunnen passen bij een infectie met het coronavirus. Rapportage van de testuitslagen wordt eind december verwacht.

 

 

Omgevingscontaminatie

 

Binnen een selectie van 28 verpleeghuizen wordt gedurende vier maanden stof uit de lucht verzameld om niveaus van SARS-CoV-2 in de lucht te bepalen. Wanneer een uitbraak van SARS-CoV-2 plaatsvindt, worden in de nabije omgeving van cliënten met COVIC-19 verschillende soorten blootstellingsmetingen uitgevoerd. Op deze manier wordt onderzocht of er (besmettelijk) SARS-CoV-2 te vinden is in de lucht in verpleeghuizen, en in welke hoeveelheden. Ook worden verschillende oppervlakken in de omgeving van de cliënten met COVID-19 onderzocht. Om vast te stellen of de mate van klachten van een patiënt van invloed zijn op de besmetting van de omgeving, worden ook hierover gegevens verzameld.

 

Resultaten
Dit item is dichtgeklapt
Dit item is opengeklapt

Seroprevalentie in zorgmedewerkers

 

In de periode van 3 juni t/m 10 juli 2020 zijn in 13 Nederlandse ziekenhuizen 2.336 zorgmedewerkers gerekruteerd voor deelname aan de studie. Dit betrof 137 tot 200 medewerkers per ziekenhuis. Meer dan 70% van de deelnemende medewerkers gaf aan tijdens het werk direct contact te hebben met patiënten. Bij aanvang van het onderzoek werden antistoffen tegen het nieuwe coronavirus, SARS-CoV-2, aangetoond bij 342 (15%) van 2328 medewerkers voor wie een bloedmonster beschikbaar was, variërend van 4% tot 30% in de individuele ziekenhuizen. Bij 2224 (96%) van deze medewerkers is drie maanden na de eerste bloedafname opnieuw bloed afgenomen om de aanwezigheid van antistoffen tegen SARS-CoV-2 op dat moment te bepalen. Rapportage van deze resultaten wordt eind december verwacht. In de tussenliggende periode hebben deelnemers tweewekelijkse vragenlijsten ingevuld over hun gezondheid, werk in het ziekenhuis en reizen, en werden ze bij klachten getest om een eventuele infectie met het coronavirus vast te stellen. Door 480 (21%) van de medewerkers werden tijdens het onderzoek een of meer periodes van klachten gemeld die zouden kunnen passen bij een infectie met het coronavirus. Rapportage van de testuitslagen wordt eind december verwacht.

 

 

Omgevingscontaminatie

 

Naar de huidige inzichten is het ziekenhuis niet geschikt gebleken om inzicht te krijgen in hoeverre de directe omgeving van COVID-19 patiënten kan bijdragen aan de transmissie van SARS-CoV-2 naar zorgmedewerkers. Voornamelijk omdat tijdens de tweede golf bleek dat opname in het ziekenhuis vrijwel altijd na de acute fase van de ziekte plaatsvindt, wanneer de mate van virusuitscheiding sterk is afgenomen en er nauwelijks of geen besmettelijk virus meer is te meten bij de patiënt. Vanuit dit voortschrijdend inzicht hebben we de overstap gemaakt naar verpleeghuizen. Daar is transmissie naar zorgmedewerkers en cliënten maatschappelijk relevant en zijn COVID-19 patiënten direct vanaf de start symptomen aanwezig. We verwachten in december de eerste metingen te verrichten.

 

Samenvatting van de aanvraag

Samenvatting
Dit item is dichtgeklapt
Dit item is opengeklapt

COVID-19 is een ziektebeeld met een breed spectrum aan verschijnselen, wat met name bij ouderen en mensen met onderliggend lijden een hoge mortaliteit kent. Ook is frequent opname in ziekenhuizen geïndiceerd. Hierbij is transmissie naar andere patiënten en zorgmedewerkers een reëel risico. Om deze nosocomiale problematiek te voorkomen zijn infectiepreventie maatregelen onontbeerlijk. Hierbij ontbreekt nog de nodige essentiële kennis. Zo is niet bekend welk deel van de medewerkers de infectie reeds heeft doorgemaakt en of dit ook tot beschermende immuniteit leidt, Ook is de rol van omgevingscontaminatie niet voldoende duidelijk.

Om hiertoe op korte termijn kennis te verzamelen wordt ten eerste een sero-epidemiologische studie voorgesteld met actieve follow-up onder 2000 ziekenhuismedewerkers in diverse regio’s van het land. Tijdens de 3 maanden durende opvolging worden de medewerkers bij het ontstaan van klachten getest op de aanwezigheid van SARS-CoV-2 middels PCR en viruskweek en wordt de serologische respons gemeten. Na 3 maanden wordt de serologie bij alle deelnemers herhaald. Dit project zal onder andere inzicht geven in de huidige seroprevalentie, het ontwikkelen van infecties in een periode dat waarschijnlijk de sociale onthouding gefaseerd wordt opgeheven, de incidentie van seroconversie zonder klinische verschijnselen en de mate van besmettelijkheid nadat klachten verdwenen zijn. De resultaten komen gefaseerd beschikbaar, waarbij de eerste bevindingen al voor de zomer gereed zijn.

Het tweede thema van dit project is omgevingscontaminatie in relatie tot diverse ziektebeelden. Zo wordt diarree relatief vaak gerapporteerd en is de bijdrage aan transmissie onduidelijk. Ook is het niet duidelijk of patiënten die klinisch hersteld zijn nog besmettelijk zijn. In 4 ziekenhuizen wordt bij diverse categorieën patiënten een onderzoek van de omgeving en lucht uitgevoerd met behulp van PCR en viruskweek. Dit wordt gerelateerd aan de virologische bevindingen bij de betreffende patiënt.

Dit project zal op zeer korte termijn een belangrijke bijdrage leveren aan de kennis omtrent de epidemiologie van COVID-19 en het optimaliseren van de bestrijding daarvan.

 

Naar boven
Direct naar: InhoudDirect naar: NavigatieDirect naar: Onderkant website