Mobiele menu

Relatie non-Hodgkin lymfoom en (chronische) Q-koorts

Projectomschrijving

Uit eerder onderzoek bleek dat we een relatie tussen Q-koorts en het non-Hodgkin lymfoom, een vorm van lymfklierkanker, niet kunnen bevestigen. Dit onderzoek is echter verricht met gegevens die beschikbaar waren tot 2013 en op basis van een indirecte koppeling tussen Q-koorts blootstelling en aanwezigheid van non-Hodgkin lymfoom.

Met de subsidie van ZonMw hebben we nu de mogelijkheid om de mogelijke relatie tussen Q-koorts en het non-Hodgkinlymfoom grondiger uit te zoeken. We maken hierbij gebruik van beschikbare gegevens over een langere periode (t/m 2017) en een betere koppeling tussen Q-koortsblootstelling en aanwezigheid van non-Hodgkin lymfoom.

De resultaten van dit onderzoek zullen meer duidelijkheid geven aan Q-koortspatiënten over de lange termijn gevolgen van de ziekte en hopelijk eventuele bezorgdheid wegnemen.

Verslagen


Eindverslag

Eerder onderzoek, zowel uit Frankrijk als uit Nederland gaf aan dat er mogelijk een verband bestaat tussen Q-koorts infectie en lymfeklierkanker (Non-Hodgkin lymfoom, NHL). Deze onderzoeken kenden echter hun beperkingen in de precisie van de schatting en het risico op vertekening. Dit leidde ertoe dat een belangrijk verband tussen infectie met de Q-koortsbacterie aangetoond, noch ontkracht kon worden. Dit leidde uiteraard tot onzekerheid voor Q-koortspatienten.

Daarom is met behulp van gedetailleerde gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek, het RIVM, en het Integraal Kankercentrum Nederland het risico op het ontwikkelen van Non-Hodgkin lymfoom na Q koorts infectie in Nederland nauwkeurig onderzocht.

Dit deden we door op postcodeniveau gevallen van NHL en Q-koorts te koppelen. In de analyses maakten we gebruik van het exacte aantal gerapporteerde acute Q koorts gevallen per kalenderjaar, geslacht, 10-jaar leeftijdscategorie en postcode. We corrigeerden voor leeftijd, geslacht en varieerden in de analyses de veronderstelde tijd tot ontwikkelen van NHL na infectie te variëren.

We analyseerden in totaal 266.050.745 persoonsjaren tussen januari 2002 en december 2017 en vonden 68.485 personen waarbij de diagnose Non-Hodgkin lymfoom gesteld werd. In totaal werden 4.310 personen gediagnosticeerd met acute Q koorts, met een piek in 2009 met 14,2 gevallen per 100,000 persoonsjaren. We vonden dat er geen significante associatie was tussen Q-koorts en NHL. (Relatief risico: 1,01, 95% betrouwbaarheidsinterval 0,97-1,06). Dit gold ook voor specifieke subgroepen van NHL (diffuus grootcellig B-cel lymfoom, folliculair lymfoom of B-cel chronische lymfatische leukemie). Er werd ook geen verband gevonden als de veronderstelde tijd tot ontwikkelen van NHL na infectie varieerde.

Concluderend kan er op basis van deze analyse uitgesloten worden dat er een relevant verband is tussen Q-koorts infectie en het ontwikkelen van Non-Hodgkin lymfoom in Nederland.

Samenvatting van de aanvraag

Eerder subsidieerde Q-support onderzoek naar de relatie tussen Q-koorts en non-Hodgkin lymfoom (NHL). In de “Nationale Database Chronische Q-koorts” onderzochten wij hoeveel chronische Q-koorts patiënten NHL ontwikkelden, hoe vaak NHL na de Q- koortsuitbraak en of NHL vaker voorkomt in postcodegebieden waarin Q-koorts veel voorkwam tijdens de epidemie. We hebben hiermee een relatie tussen Q-koorts en NHL niet kunnen bevestigen, maar ook nog niet kunnen uitsluiten. Het is daardoor te vroeg om uitspraken te doen over screening van patiënten met NHL op onderliggend Q-koorts, of om te screenen op NHL bij patiënten met Q-koorts. Er is nu dus onzekerheid voor een grote groep mensen, die wij niet kunnen wegnemen, en aan wie wij geen concrete antwoorden kunnen bieden. Het voorgestelde onderzoek zou aan alle (naar schatting) 50,000 mensen in Nederland die ooit in aanraking met de Q-koortsbacterie zijn geweest meer duidelijkheid moeten bieden. Het voornaamste methodologische bezwaar van het eerder uitgevoerde onderzoek was de indirecte link tussen blootstelling (Q-koorts op basis van incidentie, onderverdeeld in 3 gebieden in Nederland) en uitkomst (voorkomen van NHL in deze 3 gebieden). Wij hadden geen toegang tot viercijferige postcodedata vanuit het RIVM of IKNL. In het voorgestelde onderzoek zullen we CBS als tussenpersoon op laten treden. Het koppelen en verzamelen van deze data is een kostbaar en tijdrovend proces, waarbij de analisten van het CBS zullen optreden als tussenpersoon. Eerder waren de middelen hiervoor niet beschikbaar. We willen de data, die inmiddels zijn bijgewerkt t/m 2017, nu eveneens over een langere periode analyseren (van 2002 t/m 2017). Hiermee vergroten we ook de betrouwbaarheid van dit onderzoek: de verwachting is dat in deze vijftien jaar alle NHL’s in de reguliere zorg gediagnosticeerd zullen zijn. Deze analyse zullen wij doen in samenwerking met het IKNL en RIVM. Zij hebben toegang tot de incidentie data van NHL in Nederland en de incidentie van Q-koorts in Nederland per viercijferig postcodegebied. Deze data willen wij direct aan elkaar koppelen. Door de data te laten koppelen door de afdeling microdata van het CBS, kunnen we anoniem de exacte incidentiegegevens van NHL koppelen aan de Q-koortsincidentiedata van het RIVM. De resultaten van dit onderzoek zullen bijdrage aan kennis over de prognose van Q-koortspatiënten, waardoor er hopelijk veel onrust wordt weggenomen en ook meer duidelijkheid komt over de lange termijn gevolgen van de ziekte.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
522008003
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2019
2021
Onderdeel van programma:
Projectleider en penvoerder:
Dr. J.J. Oosterheert
Verantwoordelijke organisatie:
Universitair Medisch Centrum Utrecht