Mobiele menu

De eerste evaluatie van de Wvggz en de Wzd

Projectomschrijving

In dit onderzoek gaat het om de evaluatie van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd). Deze evaluatie wil inzicht geven in de effecten van beide wetten in de praktijk. We gaan na wat de doelen zijn van deze wetten en hoe de verschillende partijen in de praktijk met die wetten omgaan. Daarbij kijken we vooral naar onderdelen uit de beide wetten die nieuw zijn. Te denken valt aan thema’s als de verhouding tussen ambulante en intramurale verplichte/onvrijwillige zorg, de zorgmachtiging in de Wvggz, het ‘stappenplan’ in de Wzd, de klachtrecht- en aansprakelijkheidsbepalingen uit beide wetten, de bepalingen inzake gegevensuitwisseling en de regeling van het toezicht. Ook onderzoeken we de relatie tussen de Wvggz en de Wzd en de Wet forensische zorg.

Verslagen


Samenvatting van de aanvraag

In dit voorstel beschrijven wij, onderzoekers van het Amsterdam UMC en het Trimbos Instituut, hoe wij de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd willen evalueren. Deze beide wetten zijn in plaats gekomen van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz), die van 1994 tot 2020 het wettelijk kader vormde voor dwangtoepassing in de sectoren psychiatrie, psychogeriatrie en zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De Wvggz en de Wzd zullen niet alleen elk voor zich moeten worden geëvalueerd, maar juist ook in samenhang met elkaar, en in relatie tot enkele aanpalende wetten. Deze evaluatie geeft inzicht in de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. In de evaluatie combineren we juridisch met empirisch onderzoek. We gaan na wat de beoogde doelen zijn van de Wvggz en de Wzd en hoe de verschillende instrumenten in de deze wetten aan die doelen zouden moeten bijdragen. Vervolgens bestuderen we de praktijk en gaan na in hoeverre de beoogde doelen zijn bereikt, of en hoe de instrumenten uit de Wvggz en de Wzd hier aan hebben bijgedragen, hoe de betrokken partijen hiermee om zijn gegaan en of zich ‘niet beoogde en/of onbedoelde ontwikkelingen en effecten’ hebben voorgedaan. Het juridisch onderzoek richt zich in de eerste plaats op het zo duidelijk mogelijk in kaart brengen van de doelstellingen en de inhoud van de Wvggz en de Wzd en van de discussiepunten rond deze wetten, zoals deze tijdens de parlementaire behandeling, maar ook na de inwerkingtreding zijn gebleken.Het juridisch onderzoek zal niet alleen parlementaire stukken en juridische literatuur omvatten, maar ook jurisprudentie sinds 1 januari 2020 en vormen van zelfregulering (zoals ondersteunende richtlijnen en handreikingen, standpunten van de IGJ e.d.). Voor het empirisch onderzoek geldt dat inzicht gegeven zal worden in de implementatie en uitvoerbaarheid van de Wvggz en de Wzd in de praktijk, alsook in eerste indicaties van (neven)effecten van beide wetten. Daarbij zal de aandacht vooral gericht zijn op de praktijk rond nieuwe elementen uit beide wetten en de thans bekende discussiepunten. Te denken valt aan thema’s als de verhouding tussen ambulante en intramurale verplichte/onvrijwillige zorg, de zorgmachtiging in de Wvggz, het ‘stappenplan’ in de Wzd, de klachtrecht- en aansprakelijkheidsbepalingen uit beide wetten, de bepalingen inzake gegevensuitwisseling en de regeling van het toezicht. Binnen het empirische onderzoek kunnen twee deelonderzoeken worden onderscheiden. Het eerste deelonderzoek is gericht op de implementatie en uitvoerbaarheid van beide wetten in de praktijk. Zo kort na de inwerkingtreding van de wetten (en die deels ook nog goed moeten worden geïmplementeerd en praktisch beter uitvoerbaar moeten worden gemaakt) is het nog te vroeg om uitspraken te kunnen doen over in hoeverre de beoogde doelen van de wetten daadwerkelijk worden bereikt. Wel kunnen voorzichtige indicaties worden verkregen van effecten van de wetten in de praktijk, en of deze effecten zich in de beoogde richting van de nagestreefde doelen bewegen. Het in kaart brengen van hiervan vormt de tweede focus van het tweede deelonderzoek. Het achterliggende doel van deze evaluatie is het bieden van de mogelijkheid om bij te sturen waar dat nodig is. Dat kan de vorm krijgen van mogelijke voorstellen tot het aanpassen van de wet zelf, maar ook van voorstellen voor aanpassingen van beleid en/of voorzieningen in de praktijk. Deze evaluatie zal daarmee ook concrete aangrijpingspunten voor mogelijke verbeteringen opleveren. Het is belangrijk om de uitkomsten van het juridische en empirische onderzoek zo goed mogelijk te integreren en te verbinden. Alleen op die manier kan een solide basis voor het trekken van conclusies en het doen van aanbevelingen worden gerealiseerd. Om die reden kiezen wij van een thematische, geïntegreerde opzet van het onderzoeksrapport. De onderzoekers die vanuit het Amsterdam UMC en het Trimbos Instituut c.a. aan dit project zullen werken hebben uitvoerige ervaring met de wet- en regelgeving op het terrein van de psychiatrie, de psychogeriatrie en de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, alsmede met het beleid en de organisatie van de zorg op deze gebieden.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
34006101
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2021
2023
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. J. Legemaate
Verantwoordelijke organisatie:
Amsterdam UMC - locatie VUmc