Mobiele menu

Kleine groepen bij grote problemen: kleinschalige voorzieningen als alternatief voor reguliere gesloten jeugdhulp

Projectomschrijving

JeugdzorgPlus is een ‘laatste redmiddel’ voor jeugdigen met de meest complexe problematiek, als alle andere vormen van hulp niet blijken te helpen. Maar JeugdzorgPlus blijkt lang niet altijd het passende antwoord voor die ene, specifieke jongere. Eén van de laatste ontwikkelingen, is de ombouw van JeugdzorgPlus instellingen naar kleinschalige voorzieningen. Hierdoor moet er meer ruimte komen voor een individuele, specialistische aanpak op maat, met veel aandacht en zorg voor de jongeren. Op dit moment is onduidelijk welke kleinschalige initiatieven er zijn als alternatief voor jeugdzorgplus, hoe deze zijn vormgegeven en wat de werkzame elementen en knelpunten zijn. Daarmee ontbreekt ook de mogelijkheid om van elkaar te leren. In dit project worden kleinschalige voorzieningen JeugdzorgPlus in kaart gebracht, worden eerste ervaringen onderzocht en vergeleken. Een belangrijk doel is dat initiatieven leren van elkaar in een consortium, dat ook na het project blijft bestaan.

Verslagen


Samenvatting van de aanvraag

JeugdzorgPlus ofwel gesloten jeugdhulp is een ‘laatste redmiddel’ voor jeugdigen met de meest ernstige en complexe problematiek, als alle andere vormen van hulp niet blijken te helpen (Dresen et al., 2017; Leloux-Opmeer et al., 2016). De gesloten jeugdzorg staat echter onder druk. JeugdzorgPlus blijkt lang niet altijd het passende antwoord voor die ene, specifieke jongere. In het recente actieplan ‘De best passende zorg voor kwetsbare kinderen’ (BGZJ, 2019) wordt dan ook vermeld dat de hulp aan deze kinderen beter kan en moet. Zo wordt in het actieplan vermeld: ‘… we weten inmiddels dat een gesloten plaatsing zo wordt vormgegeven dat het traumatiserend kan zijn, dat jongeren met te veel andere kwetsbare jongeren in de groep zitten, dat hun autonomie soms meer dan noodzakelijk wordt beperkt, dat er soms geen of te weinig behandeling plaatsvindt en dat hun schoolloopbaan niet altijd voldoende wordt gestimuleerd waardoor jongeren onderwijsachterstanden oplopen’ (BGZJ, 2019, p. 4).

Eén van de acties die in het plan worden genoemd, is de ombouw van JeugdzorgPlus instellingen naar kleinschalige voorzieningen (BGZJ, 2019), waardoor er meer ruimte is voor een individuele, integrale, specialistische aanpak die berust op maatwerk, met veel aandacht, contact en zorg voor de jongeren. Een aantal Jeugdzorgplusinstellingen is hier al mee gestart. Er zijn eerste aanwijzingen dat het leefklimaat binnen een kleinschalige voorziening, en dan met name met betrekking tot de ondersteuning en ontwikkelingsmogelijkheden van de jongeren, positiever wordt beoordeeld door jongeren dan op reguliere gesloten en open leefgroepen (Nijhof, Laninga-Wijnen, Konijn, Domburgh, Popma, & Mulder, in voorbereiding). Ook in het justitiële jeugdveld is deze ontwikkeling gaande (BGZJ, 2019) met veelbelovende resultaten (Soeverein et al., 2018).

Het is echter onduidelijk welke initiatieven er momenteel zijn als alternatief voor jeugdzorgplus, hoe deze zijn vormgegeven en wat de werkzame elementen en knelpunten zijn. Daarmee ontbreekt ook de mogelijkheid om van opgedane ervaringen van elkaar te leren. Er zijn vragen over bijvoorbeeld de inzet van personeel (vinden van balans tussen een beperkt aantal gezichten voor de jongeren en een gezonde werkomgeving en volgens de arbeidstijdenwet voor de professional), over de inrichting van de kleinschalige voorziening (positioneer je deze in de wijk of op het terrein van een instelling), over de doelgroep (welke jongeren plaats je samen, hoe stel je de groep in de voorziening op een verantwoorde manier samen), over de toeleiding (hoe zorg je dat jongeren op de juiste plek komen) en kosteneffectiviteit. Het inzichtelijk maken en delen van de inmiddels opgedane kennis is van belang voor de verdere ontwikkeling van kleinschalige voorzieningen als alternatief voor de reguliere (gesloten) residentiele jeugdhulp.

Het doel van de huidige studie is om in kaart te brengen welke kleinschalige voorzieningen er in Nederland zijn als alternatief voor reguliere gesloten jeugdhulp en in een aantal van deze initiatieven de eerste ervaringen te onderzoeken en vergelijken. Nieuwe initiatieven kunnen voortborduren op deze inzichten. Een doel van het project is dat initiatieven ook na afloop van het project blijven leren van elkaar. Hiertoe wordt in het begin van het project een consortium opgericht, dat ook na het project zal blijven bestaan.

Het onderzoek bestaat uit twee fasen.

Fase 1: Het project start met een literatuuronderzoek. Met behulp van (inter)nationale wetenschappelijke en grijze (bijv. beleidsrapporten) literatuur wordt een beeld geschetst van verschillende perspectieven op kleinschaligheid en werkzame elementen. Deze fase zal leiden tot een conceptverheldering: wat is de definitie van een kleinschalige voorziening als alternatief voor geslotenheid? Wat zijn (contra)indicatiecriteria? Het literatuuronderzoek, de inventarisatie en de conceptverheldering zullen samengebracht worden in een rapportage.

Fase 2: In deze fase wordt een verkennend onderzoek uitgevoerd binnen een vijftal initiatieven. Meerdere bestaande initiatieven hebben hun actieve medewerking aan dit project al toegezegd. De definitieve selectie van de vijf te onderzoeken initiatieven vindt echter plaats op basis van de resultaten van fase 1. Om te leren van de eerste ervaringen zullen semigestructureerde interviews afgenomen worden bij professionals, ouders en jongeren die werkzaam zijn/verblijven in één van de deelnemende kleinschalige voorzieningen. Tevens zullen bij de vijf initiatieven bestaande kwantitatieve gegevens worden verzameld die inzicht bieden in de achtergrondgegevens van de plaatsingen en de doelgroep.

Na fase 2 wordt een eindbijeenkomst georganiseerd met het consortium. In deze eindbijeenkomst wordt de eindrapportage besproken. Aan de hand van de eindrapportage worden afspraken gemaakt voor het vervolg: hoe gaat men verder en hoe blijft men leren na afronding van het project.

Kenmerken

Projectnummer:
727025001
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2019
2020
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. E.A. Mulder
Verantwoordelijke organisatie:
Amsterdam UMC - locatie VUmc