Mobiele menu

Jongeren met strafbare feiten in JeugdzorgPlus

Projectomschrijving

Sinds 1 januari 2008 worden jongeren met een civielrechtelijke maatregel, die gesloten plaatsing
nodig hebben, niet meer samengeplaatst met jongeren die een strafrechtelijke maatregel hebben.
Toch zijn in de JeugdzorgPlus zo’n 20% van de jongeren bekend met politie- en justitiecontacten
en worden zij in het kader van een schorsing van de preventieve hechtenis in de JeugdzorgPlus
geplaatst.

De vraagstelling in dit project is: welke factoren en overwegingen van besluitvormers spelen een rol in de toeleiding van jongeren met delictgedrag naar ofwel de JeugdzorgPlus ofwel de JJI.

Middels acht exemplarische casestudies (JeugdzorgPlus en JJI) werd onderzocht hoe
hulpverleningsroutes van jongeren vóór plaatsing zijn verlopen, en met welke argumenten de
plaatsing van de jeugdige tot stand is gekomen.

Uit het onderzoek blijkt dat factoren van de jongeren zoals de ernst van het delict, de
delictgeschiedenis, problematiek van de jongere, motivatie voor behandeling belangrijk zijn bij
besluitvorming. De factoren worden echter door de individuele besluitvormers verschillend
gewogen, al dan niet onder invloed van individuele opvattingen, overtuigingen en expertise van
deze besluitvormers in de context van maatschappelijke en organisatorische factoren als
beschikbaar zorgaanbod, gehanteerde werkwijzen in organisaties en media-aandacht.
De sectoren forensische zorg en jeugdhulp zijn gescheiden sectoren en er vindt weinig uitwisseling plaats, terwijl zij feitelijk voor een deel dezelfde doelgroep bedienen. Beide sectoren zouden beter op de hoogte moeten zijn van elkaars expertise, daar meer gebruik van moeten maken en ook beter met elkaar samen moeten werken om uiteindelijk de juiste zorg te kunnen bieden voor deze doelgroep met complexe problematiek.

De ontwikkeling naar kleinschalige voorzieningen lijkt voor de doelgroep die in dit onderzoek
centraal stond, mogelijkheden te bieden, zowel qua betere aansluiting bij de behandelbehoeften en daarmee mogelijk ook de behandelmotivatie van de jeugdigen, als dat jongeren met delictgedrag niet meer in JeugdzorgPlus hoeven worden geplaatst bij gebrek aan een geschikt
behandelalternatief binnen het strafrecht.

Verslagen


Eindverslag

Jongeren met een civielrechtelijke maatregel, die gesloten plaatsing nodig hebben, worden niet meer samengeplaatst met jongeren die een strafrechtelijke maatregel hebben. Zij worden geplaatst in de JeugdzorgPlus. Jongeren met een strafrechtelijke maatregel worden in de een Justitiële Jeugdinrichting geplaatst. Toch zijn in de JeugdzorgPlus zo’n 20% van de jongeren bekend met politie- en justitiecontacten en worden zij in het kader van een schorsing van de preventieve hechtenis in de JeugdzorgPlus geplaatst. Welke factoren en overwegingen van besluitvormers spelen een rol in de toeleiding van jongeren met delictgedrag naar ofwel de JeugdzorgPlus ofwel de Justitiële Jeugdinrichting? Middels acht exemplarische casestudies (JeugdzorgPlus en JJI) is onderzocht met welke argumenten de plaatsing van de jeugdige tot stand is gekomen.

Samenvatting van de aanvraag

Sinds 1 januari 2008 worden jongeren met een civielrechtelijke maatregel, die gesloten plaatsing nodig hebben, niet meer in een JJI geplaatst, maar in de JeugdzorgPlus. Vanwege het gevaar van criminele besmetting was er maatschappelijke weerstand om jongeren die in principe ter bescherming waren opgenomen, in een strafregime te plaatsen. Praktijkprofessionals hebben altijd beargumenteerd dat beide doelgroepen niet van elkaar verschillen qua problematiek, behandelbehoefte en risicoprofiel. Ook jongeren in de JeugdzorgPlus hebben vaak delicten gepleegd. Recent is de discussie rond het samenplaatsen van jongeren met civielrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen weer opgelaaid. De benodigde behandeling en beveiligingsbehoefte zou leidend moeten zijn voor plaatsing van jeugdigen en niet de justitiële titel, zo adviseerde de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming onlangs. Uitgangspunt moet zijn dat zorg vóór straf gaat en dat vrijheden niet verder ingeperkt worden dan strikt noodzakelijk. Dit lijkt een duidelijke richtlijn voor besluitvormingsprocessen aangaande plaatsing te zijn. Het is de vraag in hoeverre de huidige besluitvormingsprocedures aangaande plaatsing in JeugdzorgPlus danwel JJI, zich hier ook al naar vormen. De centrale vraagstelling in dit project is dan ook: welke mechanismen spelen een rol in de toeleiding van jongeren met delictgedrag naar ofwel de JeugdzorgPlus (civielrechtelijke maatregel) ofwel de JJI (strafrechtelijke maatregel).

De vragen die in de huidige studie centraal staan:

1) Hoe ziet de hulpverleningsgeschiedenis eruit van jongeren die uiteindelijk in de JeugdzorgPlus versus de JJI geplaatst worden?

2) Hoe is de uiteindelijke plaatsing van jeugdigen in JeugdzorgPlus of JJI tot stand gekomen?

3) Welke factoren en overwegingen spelen een rol in de besluitvorming tot plaatsing in JeugdzorgPlus of JJI? Zien betrokkenen daarin verschuivingen in de afgelopen 5-10 jaar?

4) Waar lopen betrokken bij een besluit tot plaatsing tegenaan en is dat van invloed op de keuzes die ze maken?

5) Welke verbeterpunten zien betrokkenen?

De vragen worden beantwoord middels een kwalitatieve studie. Aan de hand van acht exemplarische casestudies wordt onderzocht hoe hulpverleningsroutes van jongeren vóór plaatsing in de JeugdzorgPlus of JJI zijn verlopen, en op basis waarvan / met welke argumenten de plaatsing van de jeugdige tot stand is gekomen. We nemen daarbij zowel jeugdigen uit de JeugdzorgPlus als uit de JJI mee. Jeugdigen worden geselecteerd op vergelijkbaar delictgedrag. Er wordt gebruik gemaakt van dossiergegevens van de jeugdigen en interviews met betrokkenen (professionals, ouders en jeugdigen). Voor het verwerken en analyseren van de kwalitatieve gegevens zal gebruik gemaakt worden van het programma AtlastTI. Resultaten van dit onderzoek bieden aanknopingspunten om besluitvormingsprocedures over plaatsing in JeugdzorgPlus of JJI te verbeteren conform richtlijnen van de RSJ.

Kenmerken

Projectnummer:
727024003
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2018
2019
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. C. van Dam
Verantwoordelijke organisatie:
Praktikon bv