Mobiele menu

Effecten van het opvoedingsondersteuningsprogramma Home-Start

Projectomschrijving

Binnen dit project werd de effectiviteit van Home-Start onderzocht. Home-Start is een opvoedingsondersteuningsprogramma waarbij vrijwilligers ingezet worden in gezinnen die stress ervaren bij opvoeding. Uit eerder onderzoek bleek dat de resultaten van Home-Start op de korte termijn nauwelijks verschillen met die van de controlegroep. Binnen dit project werden twee jaar later de effecten voor beide groepen opnieuw gemeten en bleken er wel positieve, duurzame effecten te zijn. De Home-Start-gezinnen scoorden nu op sommige punten beter dan de vergelijkingsgroep. In het tweede deel van dit onderzoek zijn locaties willekeurig verdeeld in locaties waar Home-Start is onderzocht en locaties waar een ander opvoedingsondersteuningsprogramma is onderzocht. Deze werden vervolgens met elkaar vergeleken. Aan het eind van het ZonMw project was de dataverzameling nog niet ten einde. De afronding van het project en de dataverzameling wordt voortgezet op de UvA.

Verslagen


Eindverslag

Binnen het programma van het programmaministerie Jeugd en Gezin nemen preventieve interventies een belangrijke positie in. Nadruk wordt hierbij gelegd op het werken met effectieve interventies om kinderen en gezinnen te helpen. Doelstelling binnen het programma is dan ook: ‘weten wat werkt'. Binnen het preventieve jeugdbeleid nemen opvoedingsondersteuningsprogramma’s een prominente plaats in. Echter, er is nog weinig kennis over de effectiviteit van dergelijke programma’s.
Aan de Universiteit van Amsterdam is begin 2008 een onderzoek gestart naar gezinnen (met minimaal 1 kind in de leeftijd van 1,5 tot 3,5 jaar) die opvoedingsondersteuning krijgen. De nadruk ligt in het bijzonder op het programma Home-Start. Het onderzoek bestaat uit 2 studies: een follow-up van een eerder onderzochte groep en een nieuw opgestart onderzoek waarbij gebruik gemaakt wordt van gerandomiseerde groepen (een zogenaamde Cluster Randomized Trial).
Home-Start is een
opvoedingsondersteuningsprogramma waarbij vrijwilligers ingezet worden in gezinnen die stress ervaren binnen de opvoeding. Home-Start beschrijft zichzelf als ‘een organisatie waarbij vrijwilligers regelmatig (ongeveer wekelijks) thuis steun, vriendschap en praktische hulp aanbieden aan jonge gezinnen die stress ervaren, in een poging een gezinscrisis te voorkomen’). Voorwaarde is dat er 1 kind in het gezin aanwezig is onder de 6 jaar. Het idee achter Home-Start is dat moeders zelf het initiatief nemen, met andere woorden: de aangeboden ondersteuning is vraaggestuurd, niet problematiserend en tracht verwijzing naar geindiceerde zorg te beperken of te voorkomen.
In het eerdere onderzoek werd gevonden dat vergelijking gezinnen zonder ondersteuning maar met een vergelijkbaar stressniveau er bij de Home-Start moeders positieve effecten werden gevonden wat betreft opvoedingsgedrag en welzijn van de ouders. Ook bleek het gedrag van de kinderen te zijn verbeterd. Deze verbetering bleek echter niet groter te zijn dan de gevonden verbetering in kindgedrag binnen de vergelijkingsgroep. Om de langere termijn effecten (en eventuele sleeper-effecten, dit zijn effecten die pas na verloop van tijd zichtbaar worden) vast te stellen hebben we zowel de Home-Start gezinnen als wel de controle gezinnen na 2,5-5 jaar weer benaderd.
Deelname aan Home-Start blijkt nu positieve en duurzame effecten op het welzijn en het oudergedrag van moeders, die ook 2 jaar na de interventie nog meetbaar zijn. Wanneer de Home-Start moeders vergeleken werden met moeders uit de vergelijkingsgroepen, was er bij de Home-Start moeders over de gehele onderzoeksperiode een sterkere afname van depressieve gevoelens. De Home-Start moeders lieten verder over de gehele periode van de metingen een sterkere daling in afwijzend gedrag zien en een sterkere stijging in consistent opvoedgedrag. Met betrekking tot het kindgedrag is te zien dat de daling in het door de moeder gerapporteerde oppositionele probleemgedrag in de Home-Start groep ook twee tot vijf jaar na afloop van het programma sterker doorgezet heeft dan in de vergelijkingsgroepen. Dit betekent dat de initiële verschillen tussen kinderen uit de Home-Start groep en de vergelijkingsgroepen aanzienlijk verminderd zijn in de loop van de tijd. Home-Start gezinnen moeders benaderen dus steeds meer de normale variatie in opvoedgedrag.
Het theoretisch model van Home-Start veronderstelt dat veranderingen in het welbevinden voorafgaan aan veranderingen in opvoedingsgedrag, die weer voorafgaan aan veranderingen in het gedrag van het kind. De data laten zien dat programma-effecten op het probleemgedrag van de kinderen gemediëerd worden door opvoedersgedrag. Met name de sterke daling in oppositioneel gedrag van het kind binnen de Home-Start groep kan verklaard worden door de afname in afwijzend gedrag van hun moeders.
Het nieuwe opgestarte en nu nog lopende Home-Start onderzoek betreft een Cluster Randomized Trial (CRT). Alle Home-Start gemeenten zijn willekeurig verdeeld in locaties wa

Het groeiende besef dat problemen in de eerste levensjaren grote gevolgen kunnen hebben voor de verdere ontwikkeling en ontplooiing van kinderen heeft geleid tot de ontwikkeling van vele interventies gericht op het jonge kind en hun ouders (zie bijv. Hermanns & Vergeer, 2002). Opvoedingsondersteuningprogramma’s nemen een belangrijke plaats in binnen deze vroege interventies (Hermanns, 2004). Echter, hoewel de aandacht voor opvoedingondersteuning de afgelopen jaren sterk is toegenomen, is er nog weinig kennis over de effectiviteit van dergelijke programma’s.
Het door de Universiteit van Amsterdam uitgevoerde onderzoek richt zich op de effectiviteit van Home-Start, een opvoedingsondersteuningsprogramma dat in Nederland op redelijk grote schaal wordt toegepast. Home-Start beschrijft zichzelf als ‘een organisatie waarbij vrijwilligers regelmatig (ongeveer wekelijks) thuis steun, vriendschap en praktische hulp aanbieden aan jonge gezinnen die stress ervaren, in een poging om gezinscrisis te voorkomen’ (Frost, Johnson, Stein, & Wallis, 1996, 2000).). Home-Start richt zich op gezinnen met ten minste 1 kind jonger dan 6 jaar (Hermanns, Van De Venne, & Leseman, 1997). De ondersteuning moet vraaggestuurd zijn, wat betekent dat het initiatief van de moeders moet komen.
Eén van de meest recente evaluatieonderzoeken naar Home-Start liet positieve effecten zien waarbij het opvoedingsgedrag en welzijn van ouders verbeterde. Het gedrag van kinderen bleek binnen de onderzoeksperiode ook verbeterd, maar niet meer dan in een vergelijkingsgroep het geval was (Asscher, Hermanns, & Deković, 2006). Om vast te kunnen stellen of de betreffende positieve effecten op de moeder blijvend van aard zijn, en of het gedrag van het kind uiteindelijk toch verbetert als gevolg van de toegenomen competentie van de moeder (zoals de interventietheorie van Home-Start voorspelt), zijn we nu gestart met een follow-up onderzoek. Gezinnen zijn 2,5 tot 5 jaar na het einde van Home-Start weer benaderd voor deelname aan het onderzoek.
Naast de follow-up studie is ook een nieuw onderzoek opgestart. Het onderzoek van Asscher et al. (2006) betrof een quasi-experimenteel onderzoeksdesign. Om de effectiviteit van Home-Start op overtuigendere wijze aan te kunnen tonen maakt het nieuwe onderzoek gebruik van gerandomiseerde groepen. Dit onderzoek zal ook meer kennis genereren over welke gezinnen meer of minder baat hebben bij Home-Start en welke programmakenmerken het meest van invloed zijn. Dit maakt het mogelijk om verwijzers richtlijnen te verschaffen om voor ieder afzonderlijk gezin de kosten en baten van Home-Start goed af te wegen. Ook zal dit Home-Start helpen om te bepalen op welke wijze de effectiviteit van Home-Start het beste verbeterd kan worden, en welk type vrijwilliger het meest geschikt is voor een bepaald gezin.
Ondanks diverse inspanningen is het niet gelukt om het voorgestelde onderzoeksdesign (Randomized Controlled Trial op individueel niveau) uit te voeren. Hoewel het werkveld het belang van effectiviteitsonderzoek inziet, is er veel weerstand geuit. Het willekeurig toewijzen van gezinnen, die in aanmerking komen voor opvoedingsondersteuning, aan ofwel Home-Start ofwel een ander opvoedingsondersteuningsprogramma bleek voor de deelnemende partijen een lastige opgave. In november 2007 zijn we daarom overgestapt op een zogenaamd ´Cluster Randomized Trial´. In plaats van het random toewijzen van Home-Start gezinnen, zijn nu alle Home-Start locaties willekeurig verdeeld. Twee groepen kunnen worden onderscheiden: 1) locaties waar Home-Start gezinnen worden onderzocht en 2) locaties waar gezinnen onderzocht worden die een ander opvoedingsondersteuningsprogramma volgen (zoals bijvoorbeeld Peuter in Zicht! en Video-hometraining). Deze nieuwe opzet heeft tot nu toe tot een behoorlijke deelname van zowel Home-Start- als controle gezinnen geleid.

Samenvatting van de aanvraag

Het vroegtijdig en effectief interveniëren bij opvoed- en opgroeiproblemen is voor individuele burgers, maar ook voor de samenleving van groot belang. Latere en dan nog moeilijk te behandelen problemen kunnen hiermee voorkomen of verminderd worden. Eén van de mogelijkheden is opvoedingsondersteuning in gezinnen met jonge kinderen waavan de opvoeding ontregelt dreigt te worden. In de jaren '90 zijn talloze opvoedingsondersteuningsinitiatieven ontwikkeld, maar van slechts weinig programmas is de effectiviteit onderzocht dan wel onderzocht en aangetoond (Sweet & Appelbaum, 2004). Gomby et al. (1999) verklaren de wisselende effectiviteit van programmas onder andere door de variatie in gebruikte onderzoeksmethode. Slechts weinig programmas maken gebruik van een randomized controlled trial om de effectiviteit van programmas te evalueren. Daarnaast wordt vaak gekeken naar overall, gemiddelde effecten, terwijl juist de effecten voor subgroepen verschillend kunnen zijn. Dit onderzoek richt zich op Home-Start, een opvoedingsondersteuningsprogramma waarbij vrijwilligers enkele uren per week gezinnen met een kind onder de 6 op een non-directieve manier ondersteuning bieden. Het design betreft een randomized controlled trial: een pretest-posttest gecontroleerd groepsdesign met gerandomiseerde toekenning aan twee condities (Home-Start vs. gebruikelijke begeleiding), gevolgd door een follow-up op middellange termijn. Primaire effectmetingen betreffen opvoedingsgedrag en probleemgedrag van het kind; secundaire uitkomsten opvoedingscompetentie en welbevinden van ouders. Daarnaast zal geanalyseerd worden hoe de veranderingen in opvoedingsgedrag en kindgedrag, mede in relatie tot kenmerken van gezinnen en de actuele interventie tot stand gekomen zijn.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
82400001
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2006
2009
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. P.J. Hoffenaar
Verantwoordelijke organisatie:
Universiteit van Amsterdam