Mobiele menu

Thema 5. CIKEO-Consortium Integratie Kennisbevordering Effectiviteit Opvoedonzekerheid-interventies (preventief en lichte problematiek).

Projectomschrijving

CIKEO werkte vanuit vier bestaande academische werkplaatsen. Daaraan namen zowel universiteiten, als organisaties voor opvoedondersteuning en gemeenten deel. Deze combinatie van onderzoek, praktijk en (gemeentelijk) beleid is praktisch, omdat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het aanbieden van opvoedsteun. Belangrijke gemeentelijke doelstelling is preventie van problemen bij kinderen en jongeren.

Het onderzoek

Voor de studie naar opvoedsteun in de praktijk hebben onderzoekers met hulpverleners gesproken over de interventies die ze aanbieden en hen hun werk met vragenlijsten laten registreren. Met literatuuronderzoek is een meta-analyse gemaakt van alle bestaande nationale en internationale reviews van interventies rond opvoedondersteuning. Deze gegevens en analyse van handleidingen van interventies zijn gebruikt voor het opstellen van een taxonomie van werkzame elementen die van belang zijn bij opvoedsteun. Derde belangrijke pijler was een zogenaamde naturalistische effectstudie onder een steekproef van ruim 1100 gezinnen. Onderzoekers hebben de behoeften aan opvoedsteun van gezinnen in kaart gebracht, evenals de steun die ze aangeboden kregen. Na een jaar zijn ze nagegaan hoe het met de gezinnen ging en hebben ze proberen vast te stellen of er een relatie bestond tussen de steun en de situatie in de gezinnen. Vergelijking tussen ouders die wel en geen een opvoedprogramma hadden gevolgd gaf een onverwacht resultaat. Het onderzoek kon niet aantonen dat ouders uit die eerste groep beter af waren dan ouders die geen opvoedprogramma volgden, noch dat kinderen minder problemen hadden. Maar de ouders die wel een programma hadden gevolgd, waren heel tevreden en gaven aan dat het geholpen had.

In CIKEO werd een overzicht gemaakt van de ‘effectieve elementen van zorg’ in het aanbod van opvoedondersteuning en lichte hulp. In veel interventies komen dezelfde effectieve elementen terug. Effectief zijn bijvoorbeeld groepsinterventies en effectieve elementen als doelen stellen en gedrag plannen, oefenen en herhalen.

Beslisboom

Het consortium onderzocht de mogelijkheid van het ‘indikken’ van effectieve opvoedprogramma’s of interventies in de Databank Effectieve Interventies (DEI). Voor dat doel is in CIKEO een Beslisboom opgesteld. Professionals kunnen die gebruiken bij hun advies aan ouders en aan gemeenten. In de Beslisboom wordt eerst gekeken naar de behoefte (vraag) van de ouders. Die wordt gekoppeld aan de combinatie van ‘effectieve elementen van zorg’ die wordt aanbevolen. Tot slot geeft de Beslisboom aan in welk aanbod of programma die elementen aanwezig zijn. Met het inzicht in effectieve elementen kun je bestaande interventies selecteren, aanscherpen en flexibiliseren door te werken met kleine modules.

Dit project is een vervolg op project 729300005.

Meer informatie

In dit interview vertelt de projectleider hoe er binnen het consortium op innovatieve wijze gewerkt wordt aan effectonderzoek op het betreffende thema en hoe dit bijdraagt aan een nog effectievere praktijk en betere hulp voor kinderen en gezinnen.

Producten

Titel: Motivation to participate in parenting interventions: a Q methodology study among parents with adolescents.
Auteur: Krista van Mourik
Titel: Evaluation of effectiveness of (elements of) parenting support in daily practice of preventive youth health care; design of a naturalistic effect evaluation in ‘CIKEO’ (consortium integration knowledge promotion effectiveness of parenting intervention
Auteur: Windhorst, Dafna A., Fang, Yuan, Fierloos, Irene N., Crone, Matty R., Van Mourik, Krista, Jonkman, Harrie, Hosman, Clemens M. H., Jansen, Wilma, Raat, Hein
Magazine: BMC Public Health
Link: https://doi.org/10.1186/s12889-019-7785-y

Verslagen


Eindverslag

Een belangrijk deel van de databank effectieve jeugdinterventies (DEI) gaat over opvoedonzekerheid (preventief en lichte problematiek). CIKEO gaat over het 'indikken' van de interventies op dit vlak. CIKEO werkte vanuit vier bestaande academische werkplaatsen. Daaraan namen zowel universiteiten, als organisaties voor opvoedondersteuning en gemeenten deel. De gemeente Rotterdam is de hoofdaanvrager van het onderzoeksproject. Deze combinatie van onderzoek, praktijk en (gemeentelijk) beleid is praktisch, omdat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het aanbieden van opvoedsteun. Belangrijke gemeentelijke doelstelling is preventie van problemen bij kinderen en jongeren. De dagelijkse coördinatie en de uitvoering van het onderzoek in de praktijk van de hulpverlening lag bij Rotterdam Rijnmond. De onderzoekers van de academische werkplaats Leiden/Den Haag deden het literatuuronderzoek naar de verschillende interventies. Hoofdtaak van de academische werkplaats uit Amsterdam/Utrecht was de analyse van de inzichten en ervaringen van professionals en de aanbieders van interventies. De academische werkplaats Maastricht adviseerde over de opzet en uitvoering. Hosman Consultancy adviseerde over hoe ‘publieke impact’ kan worden gerealiseerd.

Voor de studie naar opvoedsteun in de praktijk hebben onderzoekers met hulpverleners gesproken over de interventies die ze aanbieden en hen hun werk met vragenlijsten laten registreren. Met literatuuronderzoek is een meta-analyse gemaakt van alle bestaande nationale en internationale reviews van interventies rond opvoedondersteuning. Deze gegevens en analyse van handleidingen van interventies zijn gebruikt voor het opstellen van een taxonomie op van werkzame elementen die van belang zijn bij opvoedsteun. Derde belangrijke pijler was een zogenaamde naturalistische effectstudie onder een steekproef van ruim 1100 gezinnen. Onderzoekers hebben de behoeften aan opvoedsteun van gezinnen in kaart gebracht, evenals de steun die ze aangeboden kregen. Na een jaar zijn ze nagegaan hoe het met de gezinnen ging en hebben ze proberen vast te stellen of er een relatie bestond tussen de steun en de situatie in de gezinnen. Voor de kosten vraag hebben onderzoekers exploratief in kaart gebracht hoeveel de opvoedsteun professionals kostte. De onderzoekers maakten daarvoor onder andere gebruik van gegevens van het NJI.

Zo’n 78% van de ouders die meededen had vragen of zorgen over de opvoeding van hun kinderen en 14% wilde graag advies of deskundige hulp. Zo’n 10% bereikte ouders die een opvoedinterventie volgden. Heel veel ouders zochten zelf informatie of kregen advies van de jeugdgezondheidszorg. Relatief weinig ouders deden mee aan een ‘officiële opvoedinterventie’.

Vergelijking tussen ouders die wel en geen een opvoedprogramma hadden gevolgd gaf een onverwacht resultaat. Het onderzoek kon niet aantonen dat ouders uit die eerste groep beter af waren dan ouders die geen opvoedprogramma volgden, noch dat kinderen minder problemen hadden. Maar de ouders die wel een programma hadden gevolgd, waren heel tevreden en gaven aan dat het geholpen had.

In CIKEO werd een overzicht gemaakt van de ‘effectieve elementen van zorg’ in het aanbod van opvoedondersteuning en lichte hulp. In veel interventies komen dezelfde effectieve elementen terug. Dat bleek na een meta-analyse van de effecten van (elementen in) opvoedprogramma’s in nationale en internationale literatuur. Effectief zijn bijvoorbeeld groepsinterventies en effectieve elementen als doelen stellen en gedrag plannen, oefenen en herhalen. In het overzicht van effectieve elementen in groepsinterventies scoren ook uitleg over de gevolgen van opvoedgedrag van ouders en feedback op de omgang met hun kind hoog.

Het consortium onderzocht de mogelijkheid van het ‘indikken’ van effectieve opvoedprogramma’s of interventies in de Databank Effectieve Interventies (DEI). Voor dat doel is in CIKEO een Beslisboom opgesteld. Professionals kunnen die gebruiken bij hun advies aan ouders en

Opvoeding is essentieel bij het opgroeien van sociaal, mentaal en fysiek gezonde kinderen en bij het voorkomen van probleemgedrag. Opvoedingsprogramma’s ondersteunen ouders in dit proces. In Nederland is er over de jaren een diversiteit aan preventieve opvoedondersteuningsprogramma’s gekomen die ouders hierbij kunnen helpen. De mate van onderbouwing van deze opvoedprogramma’s varieert. Het is niet altijd gemakkelijk voor organisaties en professionals om een interventie te selecteren uit het grote aanbod van opvoedondersteuningsprogramma’s.

Het CIKEO consortium is opgezet om het aanbod aan preventieve opvoedsteun te onderzoeken en zo mogelijk in te dikken. Verschillende deelonderzoeken worden uitgevoerd om behoeften van professionals en ouders, het gebruik van interventies, effecten en kosten in kaart te brengen. In het onderzoek wordt niet alleen gekeken naar interventies als geheel. Potentieel werkzame elementen van de interventies staan centraal; dit zijn de elementen van een interventie die veranderingen teweegbrengen.

Om inzicht te krijgen in de werkzame elementen hebben de onderzoekers protocollen en handleidingen van interventies geanalyseerd. In een meta-analyse wordt gekeken naar de effecten van deze elementen in internationale evidence-based interventies. Ook doen zij een cohortstudie naar het gebruik van (werkzame elementen van) opvoedsteun in de dagelijkse praktijk van de jeugdgezondheidszorg en de effecten hiervan op ouders en kinderen. Met literatuuronderzoek, vragenlijsten, focusgroepen, interviews en een Delphi-studie brengen zij de visie van interventieontwikkelaars en aanbieders op interventiegebruik en potentieel werkzame elementen in beeld. Een literatuurstudie en focusgroepen in 2 grote steden moet inzicht geven in de vraag hoe opvoedinterventies het best te implementeren zijn en wat de impact daarvan is op bevolkingsniveau.

Het CIKEO consortium zal kennis opleveren over ‘wat werkt, voor wie en waarom’ als het gaat om preventieve opvoedondersteuning en hoopt zo bij te kunnen dragen aan het indikken van het grote aanbod van interventies in de databank effectieve jeugdinterventies (DEI) van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI).

Samenvatting van de aanvraag

Meer dan 210 interventies die zijn opgenomen in de databank effectieve jeugdinterventies (DEI). Dit voorstel betreft: Opvoedonzekerheid (preventief en lichte problematiek). CIKEO is de intensieve samenwerking tussen vier academische werkplaatsen met relatie tot jeugd en interventies opvoedonzekerheid (preventief en lichte problematiek): Rotterdam-Rijnmond, Leiden-Den Haag, TienPlus (Amsterdam), en Limburg. Vanuit deze academische werkplaatsen (met praktijk, beleid en onderzoek) wordt samengewerkt met bovenregionale en landelijke organisaties (voor landelijke verspreiding en implementatie); daaronder NCJ, Stichting Opvoeden.nl, en het NJI,. CIKEO werkt intensief samenwerken met de andere consortia in programmalijn 3a en zal bijdragen aan de álgemene taken’, zoals een beleidsmatig en organisatorisch kader waarbinnen (ingedikte) jeugdinterventies kunnen worden uitgevoerd door gemeenten. Ouders en jeugd actief zijn en blijven betrokken bij CIKEO, via de academische werkplaats transformatie jeugd (‘STRAW’, Rotterdam). De belangrijkste waarborg voor onafhankelijkheid is dat CIKEO is gebouwd op academische werkplaatsen ‘jeugd’, waarin het beleid (gemeenten) en praktijk (preventieve jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, welzijn, opvang en onderwijs) een belangrijke rol hebben, en die primair optreden als gebruikers van de interventies die zijn opgenomen in de databank effectieve jeugd interventies. Het algemene doel is om vanuit een consortium met praktijk, beleid en onderzoekinstellingen bij te dragen aan het “indikken” van de interventies omtrent opvoedonzekerheid (preventief en lichte problematiek) in de databank effectieve jeugdinterventies (DEI) van het NJI i.s.m. de vijf andere consortia. De onderzoeksvragen zijn: 1. Wat zijn de behoeften van de gebruikers en welke interventies t.a.v. opvoedonzekerheid worden er in Nederland uitgevoerd? 1.1 wat zijn de behoeftes van professionals/ouders/jongeren? 1.2 welke interventies (onderdelen) worden gebruikt? 1.3 in welke mate worden ze gebruikt? 1.4 wat zijn kenmerken van professionals? 1.5 hoe worden de interventies uitgevoerd? 1.6 welke (bevorderende en belemmerende) factoren spelen een rol bij het gebruik? Hiervoor wordt een documenten- en gebruikersonderzoek uitgevoerd. 2. Welke ‘werkzame factoren’ zijn er binnen de opvoedinterventies op basis van de handleidingen/protocollen? 2.1 uit welke algemene en specifieke elementen bestaan de interventies? 2.2 wat zijn de essentiële (werkzame) elementen van de interventies? 2.3 wat zijn de overeenkomsten (en verschillen) tussen de interventies? Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de gezamenlijke ZonMw taxonomie, de interventie protocollen en een uitgebreide meta-analyse 3. Wat zijn de effecten (en kosten) van interventies t.a.v. opvoedonzekerheid? 3.1 wat is de “expositie” van ouders/verzorgenden aan “werkzame elementen” van opvoedinterventies (gemeten in de praktijk; aanvulling op 1.3)? 3.2 wat zijn de effecten, kosten (en baten) van “werkzame elementen” van de interventies? 3.3 wat zijn moderatoren en mediatoren van de effecten (waaronder de behoefte waarop de interventie/factor gericht is, de doelgroep, het veranderingsdoel, de setting, de organisatie, de professional, het beleid)? Hiervoor wordt gebruik gemaakt van (a) een uitgebreide meta-analyse, (b) een naturalistische, empirische effectstudie in de praktijk van het jeugdbeleid, (c) een kosten inventarisatie (i.o.m. het NJI) 4. Wat is een “ingedikt” aanbod, op basis van de werkzame elementen, van interventies ten aanzien van opvoedonzekerheid (preventief en lichte problematiek)? 4.1 Welke werkzame elementen zijn het meest van belang, op welke problematiek/determinanten grijpen ze aan, in welke selectie van interventies en/of in welk “modelprogramma” zijn ze opgenomen? 4.2 Met welk beslismodel kunnen professionals hierbij worden ondersteund? 4.3 Hoe kan dit worden geïmplementeerd? We stellen vier onderling samenhangende stappen voor bij het doen van een voorstel voor een “ingedikt aanbod”: (1) De behoeften/problematiek van ouders en andere bij de opvoeding betrokkenen; (2) De leerdoelen/veranderpunten en/of veranderbare protectieve- en risicofactoren die passen bij de behoeften/problematiek; (3) De “werkzame elementen”, opgenomen in de beschikbare opvoed interventies die aansluiten op de leer/veranderpunten c.q. protectieve/risicofactoren; (4) De interventies of programma’s van interventies waarin de werkzame elementen zijn opgenomen. In een “Beslisboom” wordt aangegeven bij welke behoeften/problematiek, met bijpassende (veranderbare) determinanten, welke “werkzame elementen” worden aanbevolen. In overleg met de andere consortia, ZonMw, de stuurgroep en de adviesraad worden twee strategieën toegepast om te komen tot “indikking”: de strategieën “Reduceren via selectie” en “Concentreren”, waarbij het eindproduct wordt gecombineerd met een “beslisboom” die een handleiding is voor gemeenten, aanbieders en professionals.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
729300015
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2016
2020
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. H. Raat MD
Verantwoordelijke organisatie:
Erasmus MC