De transitie en transformatie van de Zorg voor Jeugd leidt tot veranderingen in het stelstel. De uitdaging die hierop volgt is dat er een nieuwe professionaliteit is ontstaan in een nieuwe context. Er is sprake van generalistische zorg en de nadruk ligt op duurzame verbetering voor gezinnen en het versterken van de sociale basis. De leidende principes van het Utrechtse Model voor de zorg voor jeugd - normaliseren, in plaats van problematiseren; het gezin in het dagelijks leven is het uitgangspunt; de inhoud en niet het systeem staat centraal en de veiligheid van het kind vormt altijd de ondergrens - vragen om een nieuwe werkwijze. Het streven is om kennisgericht te werken waarbij de opgave is om ervoor te zorgen dat deze kennis en ervaring geschikt en beschikbaar is in de nieuwe context. Waar nodig kan er sprake zijn van nieuwe kennisontwikkeling. Hier sluit deze AWTJ Utrecht op aan. De ambitie van deze werkplaats is om de zorg en ondersteuning voor jeugdigen en gezinnen vernieuwen en verbeteren, zó dat alle jeugdigen zo goed mogelijk kunnen meedoen en gezond en veilig kunnen opgroeien. Wij doen dat door het organiseren van een regionale kennisinfrastructuur voor kennis(co)creatie en kennisuitwisseling waarbij van elkaar wordt geleerd en waarmee evidence-based handelen wordt gestimuleerd.
In het samenwerkingsverband werken praktijkinstellingen samen met cliënten en hun opvoeders, en met opleidingen, onderzoeks- en kennisinstellingen en de gemeente Utrecht. In vier projecten wordt samen bestaande kennis benut en nieuwe kennis ontwikkeld. In kortlopende klein-en-fijn projecten werken professionals en onderzoekers samen aan praktijkvragen en werken studenten (in kader van stage-scriptie onderzoek) samen met onderzoekers aan het opzetten, uitvoeren en beschrijven van onderzoek.
Het eerste deelproject ‘Gewoon opvoeden versterken’ richt zich op het grensvlak tussen Gewoon Opvoeden (spoor 1) en de Basishulp in de buurtteams Jeugd en Gezin (spoor 2) via de vorming van netwerken rondom opgroeien en opvoeden. Om deze wijknetwerken tot stand te brengen, is in drie pilotwijken een Wijkacademie van start gegaan (een groep bewoners die met elkaar aan de slag gaat met thema’s die spelen in de wijk rondom het gewoon opvoeden). Elke Wijkacademie wordt ondersteund door twee professionals. Binnen de werkplaats worden zowel de activiteiten van de Wijkacademies als de samenwerking van de spoor 1 en 2 professionals met onderzoek gevolgd om zo zicht te krijgen op de vraag: Op welke wijze kunnen de Utrechtse wijkprofessionals (spoor 1) en Buurtteams (spoor 2) in samenwerking met ouders en betrokken burgers het gewoon opvoeden in de wijk versterken?
Het tweede en derde deelproject richten zich op het grensvlak tussen Basishulp (spoor 2) en Aanvullende zorg (spoor 3). De vraagstelling van deze deelprojecten is hoe gedrags- en gezinsproblemen die voorheen buiten de sociale context van gezinnen door specialisten werden behandeld, nu in de wijk met versterking van de eigen kracht van gezinnen en hun sociale netwerk duurzamer behandeld kunnen worden. Hierbij heeft het tweede deelproject ‘Pittige Jaren’ als doel om gezinnen met zeer diverse achtergrond met kinderen met gedragsproblemen actief laten deelnemen aan empowerende oudergroepen in de wijk. Hiermee wil dit project ervoor zorgen dat de gedragsproblemen van de betreffende kinderen afnemen, de sociale en maatschappelijke inbedding verbetert en verwijzing naar gespecialiseerde zorg niet nodig is. In het project staat de vraag centraal op welke wijze de gezinswerkers een rol kunnen spelen bij deze oudergroepen, in samenwerking met aanvullende zorg. Het derde deelproject, het ‘JIM-project’ onderzoekt de succes- en faalfactoren in de samenwerking tussen professionals uit de basishulp (Lokalis), professionals uit de specialistische zorg (InVerbinding) en een informele mentor (JIM) bij het voorkomen van een uithuisplaatsing van jongeren in de leeftijd van 12-23 jaar.
Het vierde deelproject ‘Effectieve Basishulp’ richt zich op de Basishulp zelf en heeft de vraagstelling hoe een hoogwaardige en effectieve generalistische Basishulp ontwikkeld kan worden via het monitoren van beloop en effecten ervan bij cliënten en het benutten van de resultaten bij het leerproces van professionals. Hiervoor is het Gezinsplan ontwikkeld. Vervolgens is hiervan het gebruik en de inhoud in de werkwijze van de buurtteams Jeugd & Gezin van Lokalis in de stad Utrecht inzichtelijk gemaakt en beschreven.
Naast deze vier deelprojecten zet de AWTJ Utrecht in op het organiseren van een duurzame regionale kennisinfrastructuur, waarin het leren van elkaar centraal staat. Dit gebeurt onder via de Utrechtse Jeugd Meetups rondom actuele vraagstukken.
ALGEMEEN
In de AWTJ Utrecht leerden de partners zich steeds beter tot elkaar te verhouden waardoor nu echt ook inhoudelijke resultaten worden geoogst en nieuwe initiatieven worden gestart. Men zoekt elkaar makkelijker op, ook buiten de projecten en activiteiten van de AWTJ Utrecht om. Daarnaast is gereflecteerd op de samenwerking en op de opbrengsten van de AWTJ Utrecht, mede met het oog op bestendiging ná de projectperiode.
De looptijd van de AWTJ Utrecht kenmerkte zich door een sterk veranderende en complexe context voor de zorg voor jeugd in de jeugdhulpregio Stad Utrecht. Partijen – die soms nog niet eens formeel bestonden – zijn in de AW een nieuwe samenwerking aangegaan en moesten elkaar nog leren kennen. De ‘leidende principes’ van het Utrechts model waren toen en zijn nog steeds richtinggevend voor de transformatie in de zorg voor jeugd. Deze leidende principes vroegen om een vertaling naar de organisaties actief in het domein, en ook naar de onderzoeksprojecten en daarmee de samenwerking in de AWTJ Utrecht. Dit was in de oorspronkelijke aanvraag onvoldoende voorzien. Dit heeft voor nagenoeg alle onderzoeksprojecten een herijking op de onderzoeksvragen en de onderzoeksopzet geleid.
Het parallel organiseren van de AWTJ Utrecht aan de transformatiegedachte helpt om elkaar te verstaan: de klant vraagt en heeft regie op de oplossing. Voor de onderzoekswereld is het een uitdaging om niet vóór maar mét praktijkinstellingen te denken en om geen onderzoeksaanbod te bieden maar de vragen te stellen. Hierdoor komen de verschillende werelden, met elk hun eigen taal, dichter bij elkaar. Er wordt steeds beter geluisterd naar elkaar. Andersom geldt het ook: deelname aan onderzoek is niet vrijblijvend voor praktijk en beleid. Kennisontwikkeling vraagt om een methodische aanpak die nodig is voor valide en betrouwbare kennis en die soms juist als haaks ervaren wordt op de transformatiegedachte die zich immers vooral richt op de leefwereld van de cliënt. De uitdaging is om de systeemwereld én de leefwereld zodanig met elkaar te verbinden dat je het beste krijgt uit beide werelden en begrijpt dat zij niet zonder elkaar kunnen.
We zijn gaan inzien dat samen aan de voorkant stilstaan bij inrichting onderzoek zorgt voor passender opbrengsten en dat ook tijdens het onderzoeksproces zorgvuldige afstemming essentieel blijft. Door aan het begin van een onderzoeksproject expliciet stil te staan bij zowel doelen voor kennisontwikkeling (onderzoeksvraag), systeemontwikkeling (verbeteren) en persoonsontwikkeling (leren) kan praktijkgericht onderzoek voor alle betrokkenen een lonkend perspectief bieden.
De oorspronkelijke projecten bevinden zich nu in een afrondende fase waarin de resultaten worden beschreven en gezamenlijk worden geduid. Verder zijn er nieuwe projecten gestart – waarvan vier gefinancierd door ZonMw. De AWTJ Utrecht zal verder gaan als Kenniswerkplaats Jeugd Utrecht Stad (KJUS).
PROJECTEN
Onder de vlag van deelproject 1 ‘Versterken gewoon opvoeden’ zijn drie Wijkacademies gerealiseerd (in Hoograven, Kanaleneiland en Leidsche Rijn) met resultaten op het gebied van netwerkvorming, persoonlijke ontwikkeling en verbreding naar de wijk. Naast inhoudelijke opbrengsten, heeft het project ook bijgedragen aan visievorming en concretisering van de pedagogische civil society als fundamenteel ingrediënt in de zorg voor jeugd.
De deelprojecten in samenwerking met de specialistische zorg (2a en 2b) hebben ertoe geleid dat de drempel tot echt goed doordacht samenwerken wordt genomen. Gezinswerkers laten zien dat zij meer preventief kunnen opereren en net zo goed in staat zijn als specialistische professionals om effectieve groepstrainingen te verzorgen in het project Pittige jaren (deelproject 2a). De buurtteams zullen daarom ook na de projectperiode doorgaan met Pittige jaren. Het JIM-project (deelproject 2b) levert interessante kennis over succes- en faalfactoren in de samenwerking tussen gezin, professionals en informele mentoren. Naar aanleiding van de resultaten zijn in de praktijk veranderingen doorgevoerd die de samenwerking tussen professionals uit de basis- en specialistische zorg, informele mentoren en gezinsleden hebben verbeterd, zoals als het intensiever betrekken van de gezinswerker bij een JIM-traject.
De oorspronkelijke opzet van deelproject 3 ‘Effectieve Basishulp’ bleek te veel van de gezinswerkers te vragen. Tegelijkertijd is mede door dit project het nieuwe vak ‘basishulp’ elke dag beter gefundeerd en doordacht. Dit heeft geleid tot een belangrijke wijziging in de opzet, waarbij een format is ontwikkeld voor een Gezinsplan dat is geborgd in de werkwijze van Lokalis. De basishulp is geëvalueerd op basis van verbetering op door gezinnen zelf gestelde doelen in 200 Gezinsplannen. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat het opstellen van doelen door de gezinswerkers in samenwerking met gezinnen nog verbetering behoeft. Deze kennis wordt benut om waar nodig de aanpak en opleiding te verbeteren.
De transitie en transformatie van de Zorg voor Jeugd leidt tot veranderingen in het stelstel. De uitdaging die hierop volgt is dat er een nieuwe professionaliteit is ontstaan in een nieuwe context. Er is sprake van generalistische zorg en de nadruk ligt op duurzame verbetering voor gezinnen en het versterken van de sociale basis. De Leidende principes van het Utrechtse Model voor de zorg voor jeugd - normaliseren, in plaats van problematiseren; het gezin in het dagelijks leven is het uitgangspunt; de inhoud en niet het systeem staat centraal en de veiligheid van het kind vormt altijd de ondergrens - vragen om een nieuwe werkwijze. Het streven is om kennisgericht te werken waarbij de opgave is om ervoor te zorgen dat deze kennis en ervaring geschikt en beschikbaar is in de nieuwe context. Waar nodig kan er sprake zijn van nieuwe kennisontwikkeling. Hier sluit deze Academische Werkplaats Transformatie Jeugd Utrecht op aan. De buurtteams jeugd en gezin van Lokalis zijn in Utrecht de spil van deze vernieuwing en hebben in de werkplaats dan ook een centrale positie. De ambitie van deze werkplaats is om de zorg en ondersteuning voor jeugdigen en gezinnen vernieuwen en verbeteren, zó dat alle jeugdigen zo goed mogelijk kunnen meedoen en gezond en veilig kunnen opgroeien. Wij doen dat door het organiseren van een regionale kennisinfrastructuur voor kennis(co)creatie en kennisuitwisseling waarbij van elkaar wordt geleerd en waarmee evidence-based handelen wordt gestimuleerd.
In het samenwerkingsverband werken praktijkinstellingen samen met cliënten en hun opvoeders, en met onderwijs-, onderzoeks- en kennisinstellingen en beleidsinstanties. In vier projecten wordt samen bestaande kennis benut en nieuwe kennis ontwikkeld. In kortlopende klein-en-fijn projecten werken professionals in praktijkinstellingen en/of studenten (in kader van stage-scriptie onderzoek) samen met onderzoekers via vraagarticulatie aan het opzetten, uitvoeren en beschrijven van een onderzoek.
Het eerste deelproject ‘Gewoon opvoeden versterken’ richt zich op het grensvlak tussen Gewoon Opvoeden (spoor 1) en de Basishulp in de buurtteams (spoor 2) via de vorming van netwerken rondom opgroeien en opvoeden. Om deze wijknetwerken tot stand te brengen, is in drie pilotwijken een Wijkacademie van start gegaan (een groep bewoners die met elkaar aan de slag gaat met thema’s die spelen in de wijk rondom het gewoon opvoeden). Elke Wijkacademie wordt ondersteund door twee professionals. Binnen de werkplaats worden zowel de activiteiten van de Wijkacademies als de samenwerking van de spoor 1 en 2 professionals met onderzoek gevolgd om zo zicht te krijgen op de vraag: Op welke wijze kunnen de Utrechtse wijkprofessionals (spoor 1) en Buurtteams Jeugd en Gezin (spoor 2) in samenwerking met ouders en betrokken burgers het gewoon opvoeden in de wijk versterken?
Het tweede en derde deelproject richten zich op het grensvlak tussen Basishulp (spoor 2) en Aanvullende zorg (spoor 3). De vraagstelling van deze deelprojecten is hoe gedrags- en gezinsproblemen die voorheen buiten de sociale context van gezinnen door specialisten werden behandeld, nu in de wijk met versterking van de eigen kracht van gezinnen en hun sociale netwerk duurzamer behandeld kunnen worden. Hierbij heeft het tweede deelproject ‘Pittige Jaren’ als doel om gezinnen met zeer diverse achtergrond met kinderen met gedragsproblemen actief laten deelnemen aan empowerende oudergroepen in de wijk. Hiermee wil dit project ervoor zorgen dat de gedragsproblemen van de betreffende kinderen afnemen, de sociale en maatschappelijke inbedding verbetert en verwijzing naar gespecialiseerde zorg niet nodig is. In het project staat de vraag centraal op welke wijze de gezinswerkers een rol kunnen spelen bij deze oudergroepen, in samenwerking met aanvullende zorg. Het derde deelproject, het ‘JIM-project’ onderzoekt de succes- en faalfactoren in de samenwerking tussen professionals uit de basishulp (Lokalis), professionals uit de specialistische zorg (InVerbinding) en een informele mentor (JIM) bij het voorkomen van een uithuisplaatsing van jongeren in de leeftijd van 12-23 jaar.
Het vierde deelproject ‘Effectieve Basishulp’ richt zich op de Basishulp zelf en heeft de vraagstelling hoe een hoogwaardige en effectieve generalistische Basishulp ontwikkeld kan worden via het monitoren van beloop en effecten ervan bij cliënten en het benutten van de monitorresultaten, praktijkvoorbeelden en bestaande kennis uit praktijk, onderzoek, onderwijs en beleid bij het leerproces van professionals.
Naast deze vier deelprojecten zet de AWTJ Utrecht in op het organiseren van een duurzame regionale kennisinfrastructuur, waarin het leren van elkaar centraal staat.
ALGEMEEN
In de AWTJ Utrecht leren de partners zich steeds beter tot elkaar te verhouden waardoor nu echt ook inhoudelijke resultaten kunnen worden geoogst en nieuwe initiatieven worden gestart. Men zoekt elkaar makkelijker op, ook buiten de projecten en activiteiten van de AWTJ Utrecht om. In die zin merken we dat er meer gezamenlijkheid ontstaat.
In de huidige verslagperiode is in de projecten vooral gewerkt aan de dataverzameling, zijn er nieuwe projecten gestart – waarvan drie gefinancierd door ZonMw - en is er aandacht besteed aan een meer programmatische benadering van de kennisinfrastructuur door het opstellen van een strategische agenda en het opstellen en uitvoeren van een werkplan waarin de belangrijkste speerpunten staan benoemd. Daarnaast staat reflectie op de samenwerking ook expliciet op de agenda van de programmaraad en het algemeen bestuur, mede met het oog op bestendiging ná de projectperiode.
De transformatie jeugd in de gemeente Utrecht geeft nog steeds aanleiding tot het verder ontwikkelen van de organisatie van de basishulp. Hierdoor bleef het lastig om een aantal activiteiten van de AWTJ Utrecht in te richten zoals aanvankelijk was voorgenomen. Het parallel organiseren aan de transformatiegedachte helpt om elkaar te verstaan: de klant vraagt en heeft regie op de oplossing. Voor de onderzoekswereld is het een uitdaging om niet vóór maar mét praktijkinstellingen te denken en om geen onderzoeksaanbod te bieden maar de vragen te stellen. Hierdoor komen de verschillende werelden, met elk hun eigen taal, dichter bij elkaar. Er wordt steeds beter geluisterd naar elkaar. Andersom geldt het ook: deelname aan onderzoek is niet vrijblijvend voor praktijk en beleid. Kennisontwikkeling vraagt om een methodische aanpak die nodig is voor valide en betrouwbare kennis en die soms juist als haaks ervaren wordt op de transformatiegedachte die zich immers vooral richt op de leefwereld van de cliënt. De uitdaging is om de systeemwereld én de leefwereld zodanig met elkaar te verbinden dat je het beste krijgt uit beide werelden en begrijpt dat zij niet zonder elkaar kunnen.
We zijn gaan inzien dat samen aan de voorkant stilstaan bij inrichting onderzoek zorgt voor passender ‘producten’… en dat ook tijdens het onderzoeksproces zorgvuldige afstemming essentieel blijft. Door aan het begin van een onderzoeksproject expliciet stil te staan bij zowel doelen t.a.v. zowel kennis (vraag), als bij doelen t.a.v. systeem (verandering) en persoon (leren) kan praktijkgericht onderzoek voor alle betrokkenen een lonkend perspectief bieden.
PROJECTEN
Deelproject 1 ‘Versterken gewoon opvoeden’ wordt uitgevoerd in drie pilotwijken: Hoograven, Kanaleneiland en Leidsche Rijn. Na een feestelijke aftrap in het voorjaar van 2017 zijn de drie Wijkacademies Utrecht officieel van start gegaan. In de eerste fase van ‘bonding’ – waarin de leden van de kerngroepen elkaar met verschillende werkvormen (beter) hebben leren kennen – stonden dialoog, reflectie en actie centraal. Deze van fase van ‘bonding’ loopt nu door in de fases van ‘bridging’ en ‘linking’: het breder onder de aandacht brengen van de gekozen opvoedthema’s in de wijk en het vormen van allianties tussen bewoners en organisaties in de wijk.
Deelproject 2a ‘Pittige jaren’ liep in de beginfase van het project vertraging op door personele wisselingen en een heroriëntatie op de onderzoeksvragen. In verslagperiode zijn er zes Pittige Jaren oudergroepen gegeven door Lokalis en positief geëvalueerd onder de trainers. In september 2018 staan nog zes groepen gepland. Het totaal aantal oudergroepen komt daarmee lager uit dan gepland en gewenst voor (de power van) het onderzoek. Mogelijk worden nog oudergroepen in 2019 opgenomen in het onderzoek. De buurtteams zullen ook na de projectperiode doorgaan met Pittige jaren, vanwege de ervaren waarde voor gezinnen.
Deelproject 2b ‘JIM-project’ heeft de in de beginfase opgelopen vertraging ingelopen. De dataverzameling voor de eerste twee fasen is nagenoeg afgerond, die van de derde fase is gestart. De resultaten van de eerste fase – over de samenwerking tussen professionals van Youké en Lokalis- zijn in concept beschreven en in een gezamenlijke bijeenkomst teruggekoppeld aan en besproken met de deelnemers. Dit heeft geleid tot concrete aanknopingspunten en afspraken voor het verbeteren van de samenwerking, zoals het intensiever betrekken van de gezinswerker bij een JIM-traject.
Deelproject 3 ‘Effectieve Basishulp’ bleek te veel van de gezinswerkers te vragen. Afgelopen jaar is daarom een ingrijpend wijzigingsvoorstel ingediend, dat inmiddels is goedgekeurd. Belangrijkste wijziging is dat de kern van de gegevensverzameling in de werkwijze van Lokalis is geborgd via de gezinsplannen. Daarmee wordt geëvalueerd op basis van verbetering op door gezinnen zelf gestelde doelen in plaats van op basis oorspronkelijke vragenlijsten. Deze wijziging is doorgevoerd en er komen nu goed gegevens binnen.
De transitie en transformatie van de Zorg voor Jeugd leidt tot veranderingen in het stelstel. De uitdaging die hierop volgt is dat er een nieuwe professionaliteit is ontstaan in een nieuwe context. Er is sprake van generalistische zorg en de nadruk ligt op ontzorgen en uitgaan van eigen kracht. De Leidende principes van het Utrechtse Model voor de zorg voor jeugd - normaliseren, in plaats van problematiseren; het gezin in het dagelijks leven is het uitgangspunt; de inhoud en niet het systeem staat centraal en de veiligheid van het kind vormt altijd de ondergrens - vragen om een nieuwe werkwijze. Het streven is om kennisgericht te werken waarbij de opgave is om ervoor te zorgen dat deze kennis en ervaring geschikt en beschikbaar is in de nieuwe context. Waar nodig kan er sprake zijn van nieuwe kennisontwikkeling.
Hier sluit deze Academische Werkplaats Transformatie Jeugd Utrecht op aan. De buurtteams zijn in Utrecht de spil van deze vernieuwing en hebben in de werkplaats dan ook een centrale positie. We integreren bestaande kennis uit praktijk, beleid, onderwijs en onderzoek en ontwikkelen zo samen nieuwe kennis, gefocust op de transformatie (leidende principes) voor alle drie de sporen én op de grijze gebieden tussen de sporen.
In het samenwerkingsverband werken praktijkinstellingen samen met cliënten en hun opvoeders, en met onderwijs-, onderzoeks- en kennisinstellingen en met beleidsinstanties. De ambitie van deze werkplaats is het gezamenlijk ontwikkelen van hoogwaardige en effectieve generalistische basiszorg passend bij de leidende principes van het Utrechtse model. Hiermee wil de AWTJ Utrecht de zorg en ondersteuning voor jeugdigen en gezinnen vernieuwen en verbeteren, zó dat alle jeugdigen zo goed mogelijk kunnen meedoen en gezond en veilig kunnen opgroeien.
Wij doen dat door het organiseren van een regionale kennisinfrastructuur voor kennis(co)creatie en kennisuitwisseling waarbij van elkaar wordt geleerd en waarmee evidence-based handelen wordt gestimuleerd. In drie projecten wordt samen bestaande kennis benut en nieuwe kennis ontwikkeld. In kortlopende klein-en-fijn projecten werken professionals in praktijkinstellingen en/of studenten (in kader van stage-scriptie onderzoek) samen met onderzoekers via vraagarticulatie aan het opzetten, uitvoeren en beschrijven van een onderzoek.
Het eerste project richt zich op het grensvlak tussen Gewoon Opvoeden (spoor 1) en de Basiszorg in de buurtteams (spoor 2). De vraagstelling van dit project is hoe een sterke verbinding tussen beleid, organisaties, professionals, opvoeders en kinderen in deze twee sporen tot stand gebracht kan worden die nodig is om de transformatiedoelen te realiseren, in het bijzonder de wens om te ontzorgen, normaliseren en demedicaliseren. Het tweede project richt zich op het grensvlak tussen Basiszorg (spoor 2) en Aanvullende zorg (spoor 3). De vraagstelling van dit project is hoe gedrags- en gezinsproblemen die voorheen buiten de sociale context van gezinnen door specialisten werden behandeld, nu in de wijk met versterking van de eigen kracht van gezinnen en hun sociale netwerk duurzamer behandeld kunnen worden via de inzet van empowerende oudergroepen en het optimaliseren van een integrale samenwerking met informele mentoren. Het derde project richt zich op de Basiszorg zelf en heeft de vraagstelling hoe een hoogwaardige en effectieve generalistische Basiszorg ontwikkeld kan worden via het monitoren van beloop en effecten ervan bij cliënten en het benutten van de monitorresultaten, praktijkvoorbeelden en bestaande kennis uit praktijk, onderzoek, onderwijs en beleid bij het leerproces van professionals door de inzet van methodische transformatie bijeenkomsten.
De AWTJ Utrecht zet in op het organiseren van een regionale kennisinfrastructuur, waarin het leren van elkaar centraal staat. Binnen de AWTJ Utrecht is ervoor gekozen om de kenniscyclus van de buurtteamorganisatie Lokalis, als lerende organisatie, te verbinden aan de werkwijze van de academische werkplaats. Elk project van AWTJ Utrecht kent een verbinding met deze kenniskringen bij Lokalis. Ze worden benut om bestaande kennis in te brengen, onderzoeksgegevens te verzamelen, onderzoeksuitkomsten terug te koppelen en te verrijken of om kennisproducten uit de projecten te implementeren. De Portaal & Platformfunctie (P&P) vertaalt vragen vanuit de praktijk en het beleid van de transformatie jeugd naar de kennisorganisaties. De P&P-functie valt uiteen in drie subfuncties: vraagbaak, signaleren en agenderen, en informeren. Het lerend systeem van de AWTJ Utrecht is gekoppeld aan de manier van leren van de buurtteams en bestaat uit vier aspecten: 1) leren binnen de projecten, 2) leren tussen de projecten, 3) leren tussen de partners, en 4) leren tussen AWTJ en de rest van het veld (en de regio).