Mobiele menu

Samen in Beeld

Projectomschrijving

Kindermishandeling kan ontwrichtend zijn in het leven van het kind, met ernstige gevolgen voor de mentale en fysieke gezondheid. De ernst daarvan is groter naarmate kindermishandeling langer duurt. Ondanks de positie van de leerkracht, de hoge contactfrequentie en mogelijke vertrouwensband tussen leerkrachten en kinderen, de verplichte Meldcode, en de kennis dat melden de mishandeling kan helpen stoppen, worden door het onderwijs weinig vermoedens van kindermishandeling bij Veilig Thuis (VT) gemeld.

Daarom is in dit project de samenwerking tussen het primair onderwijs en VT onderzocht en nagegaan of en hoe die verbeterd kan worden. Met kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden is de complexiteit voor leerkrachten en scholen bij hun aanpak van kindermishandeling in kaart gebracht. Een van de belangrijkste conclusies is: bekend maakt bemind. Persoonlijk contact van een VT-medewerker met school kan de ervaren drempel van scholen in de samenwerking met VT (drastisch) verlagen.

Bekijk hier de publieksvriendelijke samenvatting van het onderzoek: https://sway.office.com/l0eOW2aQmAAOdXfQ?ref=Link 

Verslagen


Samenvatting van de aanvraag

Kindermishandeling kan niet alleen op het moment zelf ontwrichtend voor het kind zijn, ook later in het leven heeft deze ervaring vaak gevolgen voor de geestelijke en fysieke gezondheid, niet zelden ook voor volgende generaties. Tevens zijn de maatschappelijke gevolgen omvangrijk. Alleen in Nederland bedragen de kosten van kindermishandeling miljarden per jaar. Een melding bij Veilig Thuis zou de mishandeling kunnen doen stoppen, maar de meeste kindermishandeling wordt niet gemeld. Het grootste deel van de mishandelde kinderen is in de leerplichtige leeftijd, en vrijwel alle leerplichtige kinderen gaan naar school. De positie van de leerkracht in het onderwijs (met een hoge contactfrequentie en mogelijke vertrouwensband) lijkt er bij uitstek een te zijn die het signaleren en melden van vermoedens van kindermishandeling bij Veilig Thuis (VT) mogelijk kan maken. De werkelijkheid is echter anders. Ondanks de Meldcode Huiselijk Geweld en kindermishandeling is hooguit een van de tien meldingen over leerplichtige kinderen afkomstig uit het onderwijs. De overgrote meerderheid van de meldingen bij VT wordt gedaan door andere partijen (zoals politie, (jeugd)gezondheidszorg, hulpverlening). Veel leerkrachten geven dagelijks les aan kinderen die thuis verwaarloosd worden of regelmatig agressie meemaken maar zijn hier niet van op de hoogte, of weten niet hoe te handelen. De school fungeert niet als de belangrijke vindplaats voor mishandelde kinderen. In dit project wordt onderzocht hoe de school hierin een rol kan vervullen en of een interventie bijdraagt aan verbetering van de signalerende en steunende rol. Doelen zijn:

1 Zicht krijgen op de factoren die het doen van meldingen door het primair onderwijs aan Veilig Thuis belemmeren of bevorderen.

2 Inzicht krijgen in het relatieve belang van casus-, leerkracht-, en contextfactoren bij het niet-melden van vermoedens van kindermishandeling door leerkrachten in het primair onderwijs.

3 Onderzoeken of een interventie met doelgerichte face to face communicatie tussen Veilig Thuis en het primair onderwijs gepaard gaat met daarna optredende veranderingen bij de leerkracht, in de school, bij het mishandelde kind, en in de duur van mishandeling.

4 Het maken van een beoordeling of de investering (interventies, in tijd en kosten) opweegt tegen het resultaat.

De te onderzoeken veranderingen bij de leerkracht hebben betrekking op een andere perceptie van Veilig Thuis (toegekende functies, beeldvorming en waardering), de vertrouwensband met het kind en het door de leerkracht gerapporteerde welbevinden van het kind. De te onderzoeken veranderingen bij school hebben betrekking op aanpassing van het schoolbeleid of de uitvoering daarvan in relatie tot de meldcode (zoals het eerder delen van informatie met en advies vragen aan en melden van vermoedens van kindermishandeling bij Veilig Thuis). Tenslotte wordt nagegaan of de mishandelingsduur van meldingen van kindermishandeling uit het primair onderwijs korter wordt ten opzichte van onderwijsinstellingen zonder deze interventie.

De interventie bestaat uit een casusinterview met leerkrachten van scholen in het primair onderwijs (PO) die meer over het signaleren en melden van kindermishandeling willen leren en die recent een kind in hun klas die mishandeld werd, niet gemeld hebben. Belangrijke functies van het casusinterview zijn enerzijds gegevensverzameling en anderzijds nagaan wat leerkrachten concreet nodig hebben (kennis, kunde op het gebied van bespreekbaar maken en vroegsignalering, of het gevoel van rugdekking). In deze casusinterviews met leerkrachten wordt uitgewisseld over de ‘gemiste’ casus in de eigen klas en wordt een interview afgenomen waarin gevraagd wordt naar casus-, leerkracht- en contextfactoren. Deze in totaal 200 interviews vinden in tenminste vier VT regio’s plaats. Deze interviews worden kwantitatief en kwalitatief geanalyseerd. Hiermee wordt het relatieve belang van casus-, leerkracht-, en contextfactoren bij het niet signaleren en het niet-melden van vermoedens van kindermishandeling vastgesteld. Nagegaan wordt of er in het verlengde van de interventie meer meldingen komen van de deelnemende scholen. In expertmeetings worden de resultaten besproken zowel met betrekking tot de relatie primair onderwijs –Veilig Thuis in het kader van het doen van meldingen van kindermishandeling, als in de context van regievoering, samenwerking en andere ketenpartners. Ook wordt een beoordeling gemaakt door de gedane investering (interventies, in tijd en kosten) tegen het resultaat (afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek) daarvan af te wegen.

De verworven kennis van deze studie wordt teruggegeven aan de praktijk en opleidingen voor toekomstige professionals en aangeboden aan relevante beleidsbepalers mede met het oog op een betere uitvoering van de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Tevens wordt de kennis verspreid in de vorm van wetenschappelijke en vakpublicaties (onderwijs).

Kenmerken

Projectnummer:
10260022010001
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2020
2023
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
dr. CH. Hoefnagels
Verantwoordelijke organisatie:
Hogeschool Utrecht