Mobiele menu

Primary G-CSF prophylaxis during the first two cycles only or throughout all chemotherapy cycles in breast cancer patients at risk of febrile neutropenia

Projectomschrijving

Sommige patiënten met borstkanker hebben een verhoogd risico om tijdens de chemo­therapie (ernstig) last te krijgen van koorts en een verlaagd aantal witte bloedcellen (febriele neutropenie). Om het optreden van febriele neutropenie te voorkomen worden deze patiënten behandeld met het middel G­CSF. Bekend is dat febriele neutropenie met name tijdens de eerste twee kuren chemotherapie optreedt. Dit roept de vraag op of de beschermende behandeling met G­CSF beperkt kan blijven tot de eerste twee kuren chemotherapie. In dit project is een vergelijkend onderzoek uitgevoerd. Al snel bleek tijdens het onderzoek dat het stoppen met de beschermende medicatie niet werkt. Een groot deel van de patiënten uit deze groep ontwikkelde tijdens de derde chemotherapiekuur (de eerste zonder G­CSF) febriele neutropenie. De studie is daarom vroegtijdig gestopt. De conclusie luidt daarom dat bij chemotherapie met verhoogd risico op febriele neutropenie de beschermende behandeling met G­CSF tijdens alle chemotherapiekuren nodig is.

Verslagen


Eindverslag

Achtergrond
G-CSF is een beenmergstimulerende groeifactor. G-CSF wordt uit voorzorg aan chemotherapie toegevoegd, indien er een verhoogd risico is op beenmergsuppressie en daarmee een verhoogd risico op koorts. Deze bijwerking (laag aantal witte bloedcellen en koorts, FN) is een complicatie die vooral tijdens de eerste chemotherapie kuren optreedt, terwijl G-CSF vaak tijdens alle chemotherapie kuren wordt toegediend. We hebben onderzocht of G-CSF profylaxe tijdens alle chemotherapie kuren wel kosteneffectief is.
Methoden
We hebben borstkanker patiënten, met indicatie voor chemotherapie met een verhoogd risico op FN, gerandomiseerd tussen primaire G-CSF profylaxe tijdens alle kuren (standaard groep) of G-CSF profylaxe alleen tijdens de eerste 2 kuren chemotherapie (experimentele groep). Het primaire eindpunt was de incidentie van FN. Het eindpunt van de kosteneffectiviteitanalyse was de incrementele kosteneffectiviteitsratio (ICER), uitgedrukt in kosten per patiënt om episode van FN te voorkomen.
Resultaten
In december 2009, na inclusie van 167 patiënten, werd de studie voortijdig gesloten op advies van een Onafhankelijk Data Monitoring Committee omdat er een toegenomen incidentie van FN in de experimentele groep werd gezien. In de standaard groep kwam in 8 patiënten (10%) van de 84 gerandomiseerde patiënten een FN voor. In de experimentele arm trad bij 30 patiënten (36%) van de 83 patiënten een FN episode op (P<0.0001) met de hoogste incidentie van FN in de derde chemotherapie kuur (23%): de eerste kuur zonder G-CSF profylaxe. De gemiddelde totale kosten voor de standaard groep waren €20.658 per patiënt en voor de experimentele groep €17.168 per patiënt. Dit resulteerde in een ICER van €13.112 per patiënt om episode van FN te voorkomen.
Conclusie
G-CSF profylaxe tijdens alle chemotherapie kuren is effectiever dan alleen in de eerste 2 chemotherapie kuren. Zonder profylaxe neemt het risico op FN toe. Een investering van €13.112 is echter nodig om een episode van FN per patiënt te voorkomen. De maatschappij c.q. de overheid zal moeten bepalen of men bereid is deze investering te doen.

Doel / vraagstelling:
Patiënten met verhoogd risico op koorts en verlaagd aantal witte bloedcellen (FN) tijdens chemotherapie, hebben de hoogste incidentie hiervan in de eerste paar chemotherapie kuren. De consequentie van deze observatie zou kunnen zijn dat primair G-CSF profylaxe, om het risico op FN te verminderen, na de eerste paar chemotherapie kuren gestaakt zou kunnen worden. Zo zou G-CSF doelmatiger ingezet kunnen worden.

Studie opzet:
We verrichtten een prospectief gerandomiseerde fase III studie in borstkanker. Patiënten werden gerandomiseerd tussen G-CSF profylaxe in alle kuren (standaard groep) of alleen in de eerste 2 kuren chemotherapie (experimentele groep). Patiënten met borstkanker die werden behandeld met chemotherapie met verhoogd risico op febriele neutropenie (FN) konden worden ingesloten. De primaire klinische uitkomstmaat betrof de incidentie van FN. In een latere analyse zullen de kosten van beide strategieën worden berekend. Het betrof een non-inferiority studie opzet met een maximaal beoogd verschil in FN incidentie van 7.5%. Hiervoor zouden 230 patiënten worden gerandomiseerd. Periodieke interim-analyses werden verricht om bij eventueel groter verschil in optreden van FN, de studie voortijdig te staken.

Resultaten:
De onafhankelijke Data Safety Monitoring Board heeft geadviseerd de studie voortijdig te sluiten, omdat er een onacceptabele hoge incidentie van FN optrad in de experimentele arm. Tenminste 1 FN episode werd gezien in 27 (32%) patiënten in de experimentele groep, vergeleken met 4 (5%) patiënten in de standaard behandelgroep (P<0.001). Opmerkelijk was de observatie, dat de kans op FN in de experimentele groep het hoogste was in de derde kuur, de eerste kuur zonder G-CSF profylaxe.

Conclusie:
Wij concluderen dat in borstkanker patiënten met verhoogd risico op FN tijdens chemotherapie, primaire G-CSF profylaxe niet tot de eerste paar chemotherapie kuren kan worden beperkt, ondanks de bekende toegenomen incidentie van FN in de eerste twee kuren indien geen G-CSF profylaxe zou zijn gegeven. Met slechts 2 kuren beschermd, is het risico op FN verhoogd in de derde kuur.

Komende analyses:
De data worden momenteel gecheckt, en waar nodig gecompleteerd. Daarna zullen we overgaan tot schrijven van de definitieve publicaties.
Vanwege het verschil in optreden van FN, zal er een modelmatige kosteneffectiviteitsanalyse worden verricht. De onderzoeksvragen zijn dan: hoe verhouden zich de incrementele kosten en effecten tussen beide behandelstrategieën en wat is ‘value of information’ van mogelijk additioneel onderzoek.

Samenvatting van de aanvraag

Samenvatting .doel / vraagstelling: vaststellen van een meer doelmatige strategie van primaire G-CSF profylaxe. .studie opzet: prospectief gerandomiseerde fase III studie. .studiepopulatie / databronnen: patiënten met borstkanker die behandeld gaan worden met chemotherapie met verhoogd risico op febriele neutropenie (FN). .interventie: G-CSF profylaxe in alle kuren of alleen in eerste 2 kuren chemotherapie. .primaire uitkomstmaten: kosten en incidentie van FN. .sample size berekening/data analyse: 230 patiënten worden gerandomiseerd om non-inferioriteit te kunnen aantonen (maximaal verschil in FN incidentie: 7.5%). .economische evaluatie: in beginsel een kosten minimalisatie analyse. Bij een verschil in optreden van FN, zal er een modelmatige kosteneffectiviteitsanalyse worden verricht. De onderzoeksvragen zijn dan: hoe verhouden zich de incrementele kosten en effecten tussen beide behandelstrategieën en wat is ‘value of information’ van mogelijk additioneel onderzoek. .tijdpad: 0-30 mnd: patiëntinclusie, 31-33 mnd: database completeren, 34-36 mnd: data analyseren, bouw en analyse kosten-effectiviteits- en ‘value of information’-model (indien relevant), presentaties, publicaties Summary .objective(s) / research question(s): To determine a more cost-effective strategy of primary G-CSF prophylaxis. .study design: prospective randomized phase III study. .study population(s)/ datasets: breast cancer patients who will be treated with chemotherapy having an increased risk of febrile neutropenia (FN) .intervention: G-CSF prophylaxis throughout all chemotherapy cycles òr only in the first two cycles. .primary outcome measures: costs and incidence of FN. .sample size calculation/data analysis: 230 patients are to be randomized to demonstrate non-inferiority (FN rate maximally 7.5% higher in the experimental than in the standard arm). .economic evaluation: primarily consists of a cost-minimisation analysis. In case of a difference in rate of FN, a cost-effectiveness analysis will be performed. The research questions can then be formulated: how relate the incremental costs and effects between both treatment strategies and what is the value of information of additional research? .time schedule: 0-30 months: patient accrual, 31-33 months: completion of database, 34-36 months: data analysis, design and analysis of cost-effectiveness and value of information model (when relevant), publications and presentations.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
170882102
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2008
2011
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. V.C.G. Tjan-Heijnen
Verantwoordelijke organisatie:
Maastricht Universitair Medisch Centrum+