Mobiele menu

Preventie, signalering, diagnostiek en behandeling van baby's die excessief huilen

Projectomschrijving

Excessief huilen is een ernstig en omvangrijk probleem. 10 tot 15% van de baby’s huilt overmatig. Hiervan wordt 22% gezien door de consultatiebureauarts, die onderdeel uitmaakt van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ). 5% wordt gezien door de huisarts, 2% door de kinderarts en 6% door andere hulpverleners.

Overmatig huilen is onaangenaam voor ouders en kind. En er zijn risico’s en hoge kosten aan verbonden. Maar het is goed mogelijk om overmatig huilen tegen te gaan. Onder andere door het aanbrengen van regelmaat en voorspelbaarheid, en door prikkelreductie. In sommige gevallen kan ook inbakeren helpen.

Werkwijze

Deze aanpak is binnen de JGZ vertaald in een richtlijn, die daar algemeen gebruikt wordt. Maar veel ‘huilbaby’s’ worden gediagnosticeerd en behandeld in de eerste en tweede lijn en in de academische medische centra. Binnen dit project wordt de JGZ-richtlijn zodanig aangepast, dat ook de curatieve zorg hem kan gebruiken. Dat gebeurt in nauw overleg met ouders en zorgverzekeraars.

Verslagen


Eindverslag

Het verzoek om een multidisciplinaire richtlijn “Preventie, signalering, diagnostiek en behandeling van baby’s die excessief huilen” samen te stellen is gekomen vanuit het curatieve veld. Rond baby’s die excessief huilen is het van belang om enerzijds “overbehandeling” te voorkomen en niet onnodig te medicaliseren (vermeende koemelkeiwit- allergie) en anderzijds diagnosen niet te missen (infecties, reflux, etc.). Het beoogde effect van de multidisciplinaire richtlijn is het bewerkstelligen van vroegtijdige preventie van excessief huilen door anticiperende voorlichting en uniforme diagnostiek en behandeling door middel van geprotocolleerde, bewezen effectieve methodieken. Daarnaast kan met eenduidige patiënteninformatie de kwaliteit van de zorg voor de ouders van "huilbaby’s" worden geoptimaliseerd met behoud van diagnostische zorgvuldigheid. Het doel van deze richtlijn is te komen tot een eenduidig, multidisciplinair kennis- en kwaliteitsbeleid op het gebied van excessief huilende zuigelingen. Doel van deze KKCZ-richtlijn is het bieden van handvatten voor: 1) advisering over de preventie van excessief huilen; 2) tijdige signalering van toenemend huilen, waardoor de adviezen selectief kunnen worden toegepast, zodat bij die kinderen het huilen niet verder toeneemt en de gezinnen geholpen zijn; 3) bij excessief huilen uitgebreide anamnese op het consultatiebureau door de verpleegkundige en arts JGZ, waarna een keuze kan worden gemaakt uit een passend aanbod van hulp binnen of buiten de JGZ; 4) op grond van de uitkomst onder 3 eventuele verwijzing naar huisarts of kinderarts voor nadere diagnostiek; 3) behandeling (behandelaar en locatie kunnen verschillen afhankelijk van diagnose); 4) monitoring van het vervolg na (eventuele) verwijzing.
De KKCZ richtlijn “Preventie, signalering, diagnostiek en behandeling van baby’s die excessief huilen” is opgesteld met het doel de (concept)richtlijn JGZ “Aanpak van excessief huilen bij zuigelingen” te verbreden naar andere disciplines. Voorgenoemde richtlijn is geaccordeerd door ActiZ, GGD Nederland, Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN) en de Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) en wordt momenteel aangehouden door de Richtlijn Adviescommissie (RAC) van het RIVM. Het verzoek om een multidisciplinaire richtlijn is gekomen vanuit het curatieve veld, waar men behoefte had aan aansluiting bij de (concept)richtlijn JGZ en om na te gaan welke werkzame elementen in de curatieve zorg zouden kunnen worden benut. Rond baby’s die excessief huilen is het van belang om enerzijds “overbehandeling” te voorkomen en niet onnodig te medicaliseren (vermeende koemelkeiwitallergie) en anderzijds diagnosen niet te missen (infecties, reflux, etc.). Het beoogde effect van de multidisciplinaire richtlijn is het bewerkstelligen van vroegtijdige preventie van excessief huilen door anticiperende voorlichting en uniforme diagnostiek en behandeling door middel van geprotocolleerde, bewezen effectieve methodieken. Daarnaast kan met eenduidige patiënteninformatie de kwaliteit van de zorg voor de ouders van "huilbaby’s" worden geoptimaliseerd met behoud van diagnostische zorgvuldigheid. Het doel van deze richtlijn is te komen tot een eenduidig, multidisciplinair kennis- en kwaliteitsbeleid op het gebied van excessief huilende zuigelingen. Focusgroepen Voor de eerste focusgroep, die gehouden is om knelpunten te verduidelijken en uitgangsvragen te formuleren, is gebruik gemaakt van de “Group Decision Room”. Naast verschillende professionals hebben ouders in deze bijeenkomst geparticipeerd. Het betrof een vader van wie zijn kind in het ziekenhuis opgenomen is geweest in verband met excessief huilen en een moeder met 6 kinderen waarvan de meerderheid excessief heeft gehuild. De tweede focusgroep is op de meer gebruikelijke manier gehouden, eveneens om de door de eerste focusgroep fijn geslepen knelpunten en uitgangsvragen nader aan te vullen. In de Utrechtse wijk Overvecht heeft een derde focusgroep plaatsgevonden met 8 moeders met een niet-westerse achtergrond. Een lacune bleek de kennis over de perceptie van ouders met een niet-westerse achtergrond over huilen, de manier waarop zij omgaan met huilen en de verschillende culturele achtergronden. De kernredactie heeft besloten een aparte bijeenkomst te organiseren met experts op het gebied van ouders met een niet-westerse achtergrond. Direct na de zomer vindt deze vierde focusgroep plaats. Kernredactie De kerngroep is 5 keer bij elkaar geweest, voornamelijk om het voorbereidende werk te doen en zo volledig mogelijk de commentaren uit de focusgroepen te verwerken in de knelpunten en uitgangsvragen. Daarnaast werden organisatorische zaken besproken en werden werkzaamheden verdeeld. De klankbordgroep is vastgesteld. Deze laatste is onlangs schriftelijk benaderd om nogmaals suggesties te geven voor de knelpunten en uitgangsvragen die de kernredactie heeft gebaseerd op de kennis en informatie uit de focusgroepen. Hiermee zijn overige overwegingen, die belangrijk zijn in de richtlijn, gedeeltelijk al verzameld. De klankbordgroepleden hebben vanuit hun beroepsgroep opnieuw opbouwend commentaar geleverd, dat zal worden benut voor de literatuursearches en het schrijven van de richtlijn. De literatuursearches zullen plaatsvinden na de eerstvolgende vergadering, waarin de kernredactie de aanvullingen uit het veld incorporeert in de knelpunten en uitgangsvragen. Dit betekent dat er enige vertraging is opgetreden. Het lijkt de kernredactie echter van belang veel aandacht te besteden aan de eerste fase, zodat er in het veld voldoende draagvlak ontstaat voor deze richtlijn.

Samenvatting van de aanvraag

De kwaliteit van de zorg aan ouders van baby’s die excessief huilen kan worden verbeterd door bestaande kennis toe te passen in de gehele zorgketen. Dit is mogelijk door de kennis te bundelen in een richtlijn die gedragen en gebruikt wordt door alle betrokken disciplines. Ouders profiteren het meest van effectieve interventies en van heldere onderlinge afspraken tussen hulpverleners over de taakverdeling met betrekking tot preventie, signalering, diagnostiek en behandeling. Verder is het belangrijk dat ouders van alle hulpverleners eenduidige adviezen krijgen. Het reduceren van huilen is maatschappelijk relevant omdat er risico’s (en hoge kosten) verbonden zijn aan overmatig huilen. Op iniatief van ActiZ (voorheen Landelijke Vereniging voor Thuiszorg) is in 2001 de richtlijn “Inbakeren” opgesteld. Deze is in 2005 vervangen door de richtlijn “Aanpak van excessief huilen bij zuigelingen”. Het beleid dat daarin is opgenomen is voor ouders en JGZ medewerkers duidelijk, effectief en intussen in een evaluatie door 90% van de 38 ondervraagde JGZ-instellingen beoordeeld als positief. Huilen neemt na een interventieweek met 42% af en na twee interventieweken met 50% en na 8 weken met 75% (van Sleuwen 2008). Binnen de JGZ zijn intussen 4500 artsen en verpleegkundigen geschoold. De verloskunde/kraamzorg heeft anticiperende voorlichting gekregen, maar de huidige richtlijn is nog mono-disciplinair. Deze aanvraag is bedoeld om de richtlijn te verbreden naar andere disciplines en hierbij ook ouders en zorgverzekeraars te betrekken. In Nederland is de effectiviteit van specifieke interventies in de huisartsenpraktijk onderzocht (Lucassen 1999), in de JGZ is onderzoek gedaan (van Sleuwen 2008), de aanpak toegepast in Stevig Ouderschap (Bouwmeester-Landweer 2006) en een richtlijn opgesteld (RIVM 2008).. Sommige baby’s worden verwezen naar de 1ef of 2e lijn of naar academische centra. In het ziekenhuis wordt nader diagnostisch onderzoek gedaan naar medische oorzaken, waar kinderartsen en pedagogen, psychologen, fysiotherapeuten en pedagogisch medewerkers betrokken zijn. Onlangs is vanuit verschillende disciplines commentaar gekomen op het feit dat de JGZ richtlijn mono-disciplinair en niet ingaat op de diagnostiek en interventies van de tweede lijn. Inbakeren heeft weliswaar een geringe toegevoegde waarde, maar er zijn subgroepen waarvoor deze interventie toch bruikbaar is. Voor de medewerkers uit de curatieve zorg is nog niet duidelijk voor wie inbakeren is ge(contra)ïndiceerd. Dit terwijl vóór de start van het onderzoek naar inbakeren al 6% van de Nederlandse ouders hun baby inbakerde.Veiligheidsproblemen komen voor (van Gestel 2002) en wildgroei moet worden voorkomen. Een richtlijn kan bijdragen aan het voorkomen en/of oplossen hiervan en het in de richtlijn opgenomen beleid kan duidelijkheid verschaffen aan ouders en hulpverleners over praktische problemen. Vernieuwend van deze richtlijn is dat het initiatief afkomstig is uit de curatieve zorg (E. la Haye, Diaconessenziekenhuis Utrecht), nieuwe kennis beschikbaar is, de gehele keten wordt geïncludeerd en dat de preventie, signalering, diagnostiek en behandeling in de richtlijn een plaats krijgen. Ouders zullen participeren vanaf de start van de richtlijn (Stichting Kind en Ziekenhuis). Eerst zal een knelpuntanalyse van de huidige werkwijze en problemen worden gemaakt met alle beroepsgroepen en ouders. Hierbij wordt gebruik gemaakt van “group decision room”, een innovatieve, snelle methodiek (EurEGA; TNO consultants, Apeldoorn). Met deze groep zullen ook de uitgangsvragen worden opgesteld. Versnelling wordt gewaarborgd door het samenstellen van een kerngroep die de het voorwerk zal verrichten voor wat betreft het vaststellen van de evidentieniveaus van de beschikbare kennis. Met deze multidisciplinaire richtlijn kunnen ouders en hulpverleners geholpen worden bij het maken van keuzen in het traject van preventie, signalering, diagnostiek en behandeling van baby’s die excessief huilen.

Kenmerken

Projectnummer:
150020023
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2008
2013
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. M.P. L'Hoir
Verantwoordelijke organisatie:
TNO
Afbeelding

Kwaliteitsinstrumenten en kwaliteitsbeleid

Kwaliteitsinstrumenten ondersteunen zorgprofessionals, de patiënt en diens naasten om de juiste zorgoptie te kiezen. Daarom stimuleren we de ontwikkeling, implementatie, evaluatie en herziening hiervan. Zoals keuzehulpen, richtlijnen, standaarden, patiënteninformatie en meetinstrumenten.