Mobiele menu

The marginal utility of health: direct and indirect valuation of EQ5D differences

Projectomschrijving

Wordt gezondheid belangrijker als je er minder van hebt? Onderzoek naar rechtvaardige verdeling suggereert van wel: beleidsmakers vinden gezondheidsverbetering belangrijker voor mensen in slechtere gezondheid en hebben daar ook meer geld voor over. Maar onderzoek met meetinstrumenten voor de ernst van aandoeningen suggereren juist dat gezondheidsverbeteringen belangrijker zijn als je gezond bent.
In onze studie hebben we deze beide onderzoeksdesigns vergeleken, door mensen gezondheid te laten waarderen vanuit verschillende perspectieven (zelf of ander) en met verschillende formats (toestand of verandering). We vonden geen verschillen tussen de perspectieven; wel tussen de formats. In alle analyses werd gezondheidsverbetering consequent waardevoller gevonden in goede gezondheid dan in slechte gezondheid. Tegenovergestelde uitkomsten konden wij niet reproduceren. Deze resultaten trekken de onderbouwing in twijfel van het gebruik van verschillende grenswaarden voor kosteneffectiviteit. Vervolgstudie

Producten

Titel: A note on cross-sectional interpretation of the QALY
Titel: The marginal utility of health.

Verslagen


Eindverslag

Verschillende onderzoeksdesigns verschillen in hun conclusies over of het marginale nut van gezondheid afneemt of toeneemt met gezondheid. Onderzoek naar rechtvaardige verdeling suggereert dat beleidsmakers gezondheidsverbetering belangrijker vinden voor mensen in slechtere gezondheid. Dit heeft geleid tot differentiële grenswaarden voor kosteneffectiviteit, afhankelijk van ziekte-ernst. Maar gezondheidsclassificatiesystemen, gewaardeerd vanuit het persoonlijke perspectief, suggereren juist dat gezondheid belangrijker is als je gezond bent.
In onze studie waardeerden respondenten uit de algemene Nederlandse bevolking (n=710) gezondheid in verschillende formats (toestand of verandering) en vanuit verschillende perspectieven (zelf of anderen). Gezondheid werd gepresenteerd met EQ5D profielen en gewaardeerd met visueel analoge schalen. Met random-effects modellen onderzochten we of gezondheidsverbetering waardevoller is in goede gezondheid of in slechte gezondheid.

Twee verschillende typen onderzoek verstrekken inzicht in het marginale nut van gezondheid: het veranderingstype en het toestandstype. De eerste waardeert uitdrukkelijk gezondheidsveranderingen en de tweede waardeert gezondheidstoestanden. Onderzoek van het veranderingstype heeft aangetoond dat respondenten meer waarde hechten aan gezondheidsverbetering voor patiënten met slechte gezondheid. Deze voorkeur kan worden toegeschreven aan overwegingen van rechtvaardige verdeling. Het veranderingstype onderzoek suggereert echter precies het omgekeerde. Utiliteitsfuncties voor classificatiesystemen (zoals EQ5D, SF6D en HUI) vertonen consequent toenemend marginaal nut, waarbij meer waarde wordt gehecht aan gezondheidsveranderingen bij goede gezondheid.

Een verklaring voor deze tegenstelling kan het verschil in framing zijn tussen de twee typen onderzoek, wat zou kunnen leiden tot verschillen in hoe adaptatie wordt meegenomen. Het toestandstype onderzoek negeert verandering en gebruikt een framing met stabiele geadapteerde toestanden. Het veranderingstype onderzoek focust juist op de verandering en zou zo adaptatie kunnen negeren. Een andere verklaring zou het verschil in perspectief tussen de twee typen onderzoek kunnen zijn, namelijk een persoonlijk perspectief (zelf-perspectief) in het toestandtype onderzoek en een perspectief van een besluitvormer (ander-perspectief) in het veranderingstype onderzoek. Dit verschil in perspectief zal waarschijnlijk van invloed zijn op de mate waarin overwegingen van rechtvaardige verdeling worden meegenomen. Het is te verdedigen dat het ander-perspectief relevanter is voor evaluaties vanuit een maatschappelijk perspectief, omdat de meeste mensen geen patiënten zijn.

In deze studie worden beide types van onderzoek gecombineerd. Een steekproef van de de algemene Nederlandse bevolking wordt gevraagd zowel EQ-5D toestanden te waarderen alsook verschillen tussen EQ-5D toestanden. Het doel van de studie is te analyseren of het verschil tussen beide soorten onderzoek (toenemend versus afnemend marginaal nut) kan worden toegeschreven aan framing (verandering versus toestand) en/of aan perspectief (zelf versus ander).

Samenvatting van de aanvraag

Verschillende soorten onderzoek hebben geleid tot verschillende conclusies over of het marginale nut van gezondheid toenemend of afnemend is: onderzoek naar rechtvaardige verdeling suggereren dat gezondheidsveranderingen meer waardevol zijn voor patiënten met slechte gezondheid, terwijl utiliteitsfuncties bij classificatiesystemen juist het tegenovergestelde suggereren. In deze studie worden beide soorten onderzoek gecombineerd. Een steekproef uit de algemene bevolking zal gevraagd worden om zowel EQ5D profielen te waarderen, als verschillen tussen EQ5D profielen. Doel van de studie is te analyseren of het verschil tussen beide soorten onderzoek (toenemend versus afnemend marginaal nut) kan worden toegeschreven aan framing (verandering versus toestand) en/of aan perspectief (zelf versus anderen). Summary Different types of research have led to different conclusions on whether the marginal utility of health is increasing or diminishing: research on distributive justice suggests that health changes are more valuable for those with less health, whereas utility functions for classification systems suggest the opposite. In this study, both types of research will be combined. A sample of the general public will be asked to value both EQ5D profiles and differences between EQ5D profiles. Aim of the study is to analyse whether the difference between both types of research (diminishing versus increasing marginal utility) can be attributed to framing (change versus state) and/or to perspective (self versus others).

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
152002016
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2009
2013
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. W.B. van den Hout
Verantwoordelijke organisatie:
Leiden University Medical Center