Om gesproken taal te kunnen leren moet je spraak goed kunnen horen. Voor kinderen met een matig gehoorverlies is dit leerproces niet vanzelfsprekend. Zij hebben vaak meer moeite met het leren van taal dan goedhorende leeftijdsgenootjes. De eerste levensjaren zijn belangrijk voor het leren van taal. Daarom richt dit onderzoek zich op jonge, matig slechthorende kinderen. Deze kinderen krijgen in onderzoek vaak minder aandacht dan dove kinderen.
Het onderzoek gaat over het in kaart brengen van de toegang tot spraak voor kinderen met matig gehoorverlies. Hebben zij thuis, op de kinderopvang of bij opa en oma thuis voldoende toegang tot spraak? Deze informatie wordt gehaald uit hoortoestellen, er wordt gebruik gemaakt van een kleine recorder (LENA) die het kind draagt en er worden een aantal geluidsmetingen in hun leefomgeving gedaan. De resultaten van dit onderzoek worden gebruikt om ouders en zorgverleners te helpen om de toegang tot gesproken taal voor matig slechthorende kinderen te vergroten.