MotiveS Vitale Vaten
Projectomschrijving
Motivatie in Stroke en bewegen in TIA
Na een stroke hebben patiënten een verhoogd risico op een recidief of andere cardio-vasculaire aandoeningen. De combinatie van een leefstijlverandering en medicamenteuze behandeling kan leiden tot een risicoreductie van 80%. Veel patiënten worden na een herseninfarct slechts eenmaal teruggezien door de neuroloog. De verdere behandeling van risicofactoren wordt overgelaten aan de huisarts. Nog niet onderzocht is de waarde van een intensievere poliklinische begeleiding.
Doelstelling
Aantonen of bij de onderzochte patiëntengroep, nadat zij een major stroke hebben gehad, een intensieve, geprotocolleerde nazorg, invloed heeft op het bereiken van adequate secundaire preventie en een gezonde en actieve leefstijl.
Verslagen
Eindverslag
Patiënten die een beroerte (ook wel herseninfarct genoemd) hebben gehad, lopen erna een verhoogd risico op een hartinfarct of nieuwe beroerte. Vaak is de oorzaak van een beroerte slagaderverkalking (ook wel 'atherosclerose' genoemd). Een hoge bloeddruk, een hoog cholesterolgehalte en diabetes mellitus kunnen slagaderverkalking veroorzaken, net als een ongezonde leefstijl met roken, veel alcohol drinken en weinig lichaamsbeweging hebben.
Bij dit onderzoek hebben we gekeken of het op de polikliniek intensief begeleiden van patiënten na een beroerte tot resultaat heeft dat patiënten de medicijnen die worden voorgeschreven na een beroerte (bloedverdunners, bloeddruk- en cholesterolverlagende medicijnen) goed blijven innemen, de bloeddruk en het cholesterolgehalte dalen en patiënten een gezondere leefstijl krijgen. Tijdens de begeleiding wordt door zowel dokters als verpleegkundigen gebruik gemaakt van de techniek motiverende gespreksvoering, waarbij de patiënt van de dokter of verpleegkundige hulp krijgt om zelf een plan te maken hoe hij/zij bijvoorbeeld de leefstijl kan aanpassen.
We hebben 70 patiënten gevolgd en na 12 maanden haalt 75% het einddoel van gebruik van bloedverdunners én een lage bloeddruk én een laag cholesterolgehalte. Ook lukt het patiënten vaak te stoppen met roken of het roken te minderen, neemt hun middelomtrek af (een maat voor overgewicht) en is hun voedingspatroon gezonder geworden.
Tijdens het onderzoek bleek dat patiënten de intensieve begeleiding waarderen en daardoor zelf meer controle krijgen hoe om te gaan met het innemen van medicijnen en aannemen van een gezonde leefstijl. Over enkele maanden volgen nog de gegevens na 24 maanden follow-up.
Inleiding
Patiënten hebben na een stroke een verhoogde kans op het krijgen van een nieuwe stroke of ander cardiovasculair event. Het is onomstreden dat adequate secundaire preventie bij patiënten na een stroke de kans op een recidief verlaagt. Ook aanpassingen van leefgewoontes zoals stoppen met roken, het alcoholgebruik verminderen, een normaal gewicht en gezonde voeding nastreven, medicatietrouw bevorderen en voldoende lichaamsbeweging krijgen, verlagen het cardiovasculaire risico. De kernelementen van het chronisch diseasemangement, dat is afgeleid van het door de WHO geadopteerde ‘Chronic Care Model’, zijn ondersteuning van zelfmanagement, ontwerp van zorgproces, beslissingsondersteuning en klinische informatiesystemen. Voor het cardiovasculair risicomanagement is dit uitgewerkt in de Zorgstandaard Vasculair Risicomanagement van het Platform Vitale Vaten.
Door voorlichting over risicofactoren te geven en een plan te maken met haalbare doelen heeft de patiënt het idee dat hij meer controle krijgt over zijn leven en zelf iets kan doen. Aanpassingen van leefgewoontes en medicatietrouw worden vergroot door ondersteuning van het zelfmanagement. Het is daarom van belang om met behulp van een disease management programma, dat specifiek ontwikkeld is voor patiënten na een stroke, de risicofactoren te identificeren, te behandelen en te vervolgen.
Doelstelling
Het doel van dit Praktijkproject is om bij patiënten na een stroke door zelfmanagement te stimuleren en de informatie-uitwisseling tussen zorgverleners te verbeteren een optimale instelling van de secundaire preventie te bereiken én een gezonde en actieve leefstijl te bewerkstelligen.
Methoden
Disease management programma’s zijn vooral effectief als patiënten actieve partners in hun behandeling zijn. Dit krijgt vorm door het geven van voorlichting en het aandragen van argumenten door middel van bijvoorbeeld ‘motivational interviewing’ voor het aanpassen van de leefstijl en het volhouden van de behandeling. In ons Praktijkproject is voor elke separate risico- of leefstijlfactor een gesystematiseerde aanpak ter verbetering geformuleerd en zijn overdrachtsformulieren gemaakt die zorgen dat niet alleen patiënt maar ook de verschillende betrokken zorgverleners op de hoogte blijven voor welke leefstijlfactor de motivatie het hoogst is om te veranderen en de geboekte voortgang tijdens de intensieve, poliklinische nazorg vast te leggen. Hierbij zal gerandomiseerd worden voor het wel of niet gebruik maken van een door onze projectgroep ontwikkelde methode. Deze bestaat uit een met beeldmateriaal ondersteunde vragenlijst om het toepassen van het disease management m.b.v.‘motivational interviewing’ te vergemakkelijken.
Opzet
In deze cohortstudie worden patiënten met een binnen maximaal 1 week tevoren ontstane stroke gedurende de periode van 15 juli 2010 tot 15 januari 2011 geworven op de afdeling en polikliniek neurologie van het St. Lucas Andreas Ziekenhuis. Vanaf 15 oktober 2010 zullen naast patiënten met ernstige uitval ook patiënten met geringe of voorbijgaande uitval worden geïncludeerd en tevens patiënten op de afdeling en polikliniek neurologie van het Zaans Medisch Centrum te Zaandam. Patiënten worden gedurende 1 jaar (t= 2 en 6 weken, 3, 6, 9 en 12 maanden na de stroke) op de stroke nazorgpoli teruggezien. De iBMG vragenlijstenmetingen zullen na inclusie (T0) op de polikliniek neurologie plaatsvinden en op t= 12 maanden (T2) en 24 maanden (T4) na inclusie. Op t= 6 maanden (T1) en t= 18 maanden (T3) zullen patiënten schriftelijk benaderd worden om vragenlijsten in te vullen.
Exclusie criteria:
- Patiënten met een taalbarrière of afasie waardoor adequate communicatie onmogelijk is
- Patiënten met ernstige cognitieve stoornissen die voldoen aan de criteria voor dementie op basis van DSM IV criteria (of MMSE < 24)
- Patiënten in een instabiele medische fase
- Patiënten met een verwachte levensverwachting korter dan 2 jaar op basis van een andere aandoening
- Patiënten met ee