Mobiele menu

Lichamelijke en Neurocognitieve Gevolgen van Verslaving

Projectomschrijving

Producten

Titel: gereviseerd rapport

Verslagen


Samenvatting van de aanvraag

Als eerste afbakening zullen we uitgaan van verslaving in de zin van “afhankelijkheid van psycho-actieve middelen”, zoals in de DSM-IV gedefinieerd. Er is zeer veel dieronderzoek naar neuro-adaptaties als gevolg van middelengebruik, waarbij een vraag is in hoeverre deze diermodellen overeenkomen met verslaving bij mensen. In de "call" ligt de nadruk op lichamelijke en neurocognitieve gevolgen van verslaving (en niet gebruik/misbruik, waarover later meer). Mede om deze reden zullen we conclusies uit het dieronderzoek in grote lijnen samenvatten, terwijl we de humane studies uitputtend zullen samenvatten. Wat betreft dieronderzoek gaat het dan om huidige inzichten in de belangrijkste neuro-adaptaties die gerelateerd worden aan het ontstaan van verslaving: “incentive sensitization” (Robinson & Berridge, 2008), habituatie en PIT (“Pavlovian to Instrumental Transfer”, Everitt & Robbins, 2005), en opponente processen (Koob & LeMoal, 2008). Hiervoor zullen recente reviews en “key-papers” samengevat worden en experts geïnterviewd worden in binnen- en buitenland (Delphi methode). Wat betreft de humane literatuur zal uitputtend gezocht worden via literatuuronderzoek (PubMed, PsycInfo) en zullen eveneens nationale en internationale experts geïnterviewd worden. Er zijn een aantal belangrijke aandachtspunten bij het samenvatten van de huidige kennis over neuropsychologische effecten van misbruik en afhankelijkheid van middelen: 1. Het is moeilijk om uit te maken welke neuropsychologische correlaten met verslavingsgedrag oorzaak zijn en/of gevolg. Er is wel iets over te zeggen in het geval van longitudinale studies (maar die zijn zeldzaam) en waar er dosis-effect relaties zijn aan te wijzen. 2. Het is belangrijk dat er op het moment van testen goed gecontroleerd is voor mogelijke residuele effecten van middelen. 3. Hoewel de commissie in de “call” de nadruk legt op lichamelijke en neuropsychologische gevolgen van verslaving, lijkt het zeker wat betreft neuropsychologische gevolgen beter om de focus te leggen op correlaten van chronisch gebruik (in vergelijking met niet en/of sporadische gebruikers). Hiervoor zijn een aantal redenen: a. onderzoek heeft laten zien dat diagnoses niet stabiel zijn over tijd, met name bij jonge mensen (Grekin & Sher, 2006); b. de internationale tendens is om verslaving (en andere psychopathologie) meer dimensioneel te zien (DSM-V stuurcommissie); c. het meeste humane onderzoek correlaten van chronisch gebruik in kaart brengt d. zowel bij chronische gebruikers, maar zeker ook bij verslaafden (in de zin van afhankelijkheid van middelen) is polydrug gebruik eerder regel dan uitzondering, wat gevolgen heeft voor het onderzoek naar neuropsychologische effecten van een middel (zie Fernandez-Serrano et al, 2011 voor mogelijke onderzoeks-designs). Met deze kanttekening in het achterhoofd zal de stand van zaken in een aantal onderzoeksgebieden samengevat worden: 1. longitudinale studies naar neuropsychologische en somatische effecten van chronisch gebruik van verslavende middelen; 2. studies naar neuropsychologische en somatische correlaten van chronisch gebruik / afhankelijkheid van middelen; 3. neurocognitieve studies die gebruik maken van beeldvormende technieken, waarin de hersenen van mensen met een diagnose van middelenafhankelijkheid worden vergeleken met die van controles. Hierbij zal zowel gekeken worden naar structurele verschillen (structurele scans, DTI), als naar fMRI, vooral in relatie tot de neuro-adaptaties gerapporteerd in dieronderzoek. In alle gevallen wordt zowel gezocht in internationale literatuur-bestanden als in Nederlandse bestanden en zullen nationale en internationale experts geinterviewd worden met behulp van de Delphi methode. De Delphi methode is een techniek waarmee experts op gestructureerde wijze geïnterviewd worden in twee rondes (eerste ronde open, tweede ronde gestructureerd), waarbij het doel is dat de huidige consensus in kaart gebracht wordt over een onderwerp (Adler & Ziglio, 1996). De techniek is succesvol gebruikt in het onderzoeksdomein (o.a. Elf Elfeddali, Bolman, Mesters, Wiers & de Vries, H. (in press, doi:10.1093/her/cyq053). Over alle uitkomsten heen (somatisch, neuropsychologische effecten) worden predictieve factoren in kaart gebracht en waar mogelijk onderzoek naar en ervaring met gerichte preventie (van deze uitkomsten, dus niet globale preventie). De behandeling van somatische en neuropsychologische gevolgen van verslaving wordt beschreven, zowel de Nederlandse praktijk en ervaring (“best practice”, bijv. Korsakoff kliniek), als aanbevelingen in de internationale literatuur, waarbij een inschatting van de kosten gemaakt wordt op nationaal niveau. De resultaten van het onderzoek worden samengevat per gebied (dieronderzoek; humaan – longitudinaal; humaan cross-sectioneel met en zonder beeldvormende technieken) met veel aandacht voor belangrijke onderzoeksvragen die uit de samenvattingen naar voren zijn gekomen.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
31160501
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2011
2012
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. R.W.H.J. Wiers
Verantwoordelijke organisatie:
Universiteit van Amsterdam