Mobiele menu

Kraamzorg op Maat - LIP 3.0 (LIP-project)

Projectomschrijving

Vraagstuk

Na de bevalling krijgen bijna alle vrouwen thuis kraamzorg. Het Landelijk Indicatieprotocol (LIP) dient om het aantal uren kraamzorg te indiceren en zo nodig bij te stellen. Het huidige LIP is echter niet evidence-based en ook nog nooit geëvalueerd. Dit project onderzoekt of een nieuw LIP gemaakt kan worden, dat evidence-based en doelmatig(er) is, en rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de kraamvrouw en haar gezin.

Onderzoek

Daartoe worden gegevens verzameld over de uitkomsten van de kraamzorg, het aantal uren kraamzorg, cliëntervaringen met de zorg, complicaties tijdens het kraambed, en kenmerken van de bevalling, kraamvrouw en haar gezin. De samenwerking bestaat uit het regionale consortium GCMN, de geboortezorgketen (waaronder vier grote kraamzorgorganisaties), en de Academische Werkplaats Kraamzorg in Geboortezorg.

Uitkomst

Het onderzoek biedt aanknopingspunten voor aanpassingen in het LIP. Zo komt onder meer naar voren dat gezonde cliënten (48%) bij een duur van 39-41 uur kraamzorg, goede kraamzorguitkomsten hebben. Meer kwetsbare en zieke kraamvrouwen lijken echter (op basis van het LIP systeem) minder uren kraamzorg te krijgen. Een voorbeeld hiervan zijn cliënten die vanwege een keizersnede in het ziekenhuis hebben verbleven. Dit resulteert in uitgestelde kraamzorg en dit aanbod is korter. In de praktijk blijkt echter regelmatig dat nog aanvullende kraamzorg nodig is. De onderzoekers concluderen dat bij-indiceren van kraamzorguren, op basis van door de kraamverzorgenden gesignaleerde complicaties, mogelijk efficiënter kan dan met de huidige LIP factoren.

Meer over kraamzorg

Verslagen


Samenvatting van de aanvraag

PROBLEEM Kraamzorg in het kraambed thuis omvat 95% van de kraamzorgkosten. Het aantal uren is geregeld via het Landelijk Indicatie Protocol [LIP] dat uitgaat van 49 uur basiskraamzorg, en 17 plus-/minfactoren, die dit aantal beinvloeden. Bij sommige clientes is het urental minder, vooral in grote steden en in achterstandsgebieden, of om praktische redenen. De minister van VWS en zorgverzekeraars missen de onderbouwing van het LIP: kan een ongecompliceerd kraambed niet toe met minder dan 49uur, met name in het 2e deel van het kraambed, met behoud van uitkomst? Vanuit de kraamzorg is er daarentegen de vraag of bij complexe situaties niet af en toe langer zorg nodig is. De wens tot kraamzorg-op-maat op basis van objectieve uitkomstgerelateerde criteria, is hier vertaald in een registratiedata- plus praktijkstudie. Kwantitatieve en kwalitatieve methoden worden gebruikt om de impact van meer/minder kraamzorguren vast te stellen op de uitkomsten van kraamzorg. Voor het eerst wordt structureel gebruik gemaakt wordt van vastgelegde uitkomstmaten van kraamzorg, en van de basisregistratie waarin plaats is voor preventie-effecten maar ook bv meting van zelfregie van de moeder (empowerment). STUDIE-OPZET De studie heeft 3 fasen, en volgt hierbij het design van het tot nu toe succesvolle van het Regionale Consortium ZW Nederland. FASE 1 (ontwikkeling van nieuw concept-LIP3.0) is een analyse van >20.000 ongeselecteerde verzorgingsdata van 4 grotere kraamzorgorganisaties. De statistische aanpak van fase 1 is verschillende malen gepubliceerd. De primaire informatie over de invloed van het aantal uren kraamzorg op de kernuitkomsten (complicaties, preventiestatus, empowerment, clientervaringen en kwaliteit van leven), voor verschillende clientprofielen, geeft de uren-drempel aan waaronder uitkomsten afnemen. Deze informatie wordt aangevuld met enquete informatie van cliënten en professionals naar zowel mogelijkheden tot minder zorg (in de eerste 8 dgn) of behoefte aan meer zorg ook na 10 dagen. Die subjectieve informatie wordt gelegd naast de registratie-data van die verzorgingen. FASE 2A bewerkt de resultaten van fase 1 via 2 consensus-rondes tot een concept-LIP3.0 te komen. Aanvullend komt informatie uit een client-focusgroep en clientraden (van de kzo). De Regionale Consortia en het AWKG zijn bij de consensusbijeenkomsten klankbord, organisator, en vervolgens kennisverspreider. FASE 2B omvat lokale pilots met het herziene LIP3.0 in de regio's van de deelnemende Regionale Consortia (Utrecht, Overijssel). Afhankelijk van de ruimte die METC en verzekeraars bieden, zal al dan niet een gerandomiseerd vergelijkend onderzoek plaatsvinden. Naast client uitkomsten zijn ook de urenverdeling, uitvoerbaarheid, en de robuustheid van belang. TE BEANTWOORDEN VRAGEN - In welke mate dragen meer uren kraamzorg in het kraambed bij aan betere uitkomsten? - Zijn er subgroepen/clientprofielen die in de eerste 8dgn op basis van geregistreerde uitkomsten minder zorg nodig hebben (uitgaande van standaard 39 uur ipv. 49 uur cf. LIP nu? [Subgroepen/clientprofielen worden onderscheiden met erkende factoren (LIP, R4U, Mind2Care); de rol van kraambedcomplicaties wordt meegenomen] - Is het oordeel van clientes en professionals over minder zorg hetzelfde als de registratie-analyse? - Is verlenging van het kraambed (>8dgn) tevoren voorspelbaar; bij wie moet evt. zorg t/m 14 dgn worden overwogen? - Is een doelmatig, uitkomst-gebaseerd vernieuwd LIP3.0 te definieren met zorg-op-maat? - Is dit vernieuwde LIP3.0 praktisch werkbaar, met gewenste proces- en uitkomst effecten? RELEVANTIE Dit project richt zich op de 2 prioriteiten van ZonMw: "1). .. onderbouwing voor de effectiviteit en invulling van (onderdelen van) kraamzorg; 2). ...een methode voor indicatiestelling op, aan de hand waarvan de behoefte aan zorg bepaald kan worden, rekening houdend met specifieke kenmerken…." Het is met de sector grondig voorbereid, inclusief gegevensverzameling. Het project introduceert het structurele gebruik van UITKOMSTEN van kraamzorg die passen bij de ERKENDE DOELEN OP MOEDER/KINDNIVEAU, gemeten met gevalideerde instrumenten. Het project draagt direct bij aan een toetsbare en aanpasbare (integrale) zorgstandaard kraamzorg. Het project benut bestaande evidence-based RISICO-INDICATOREN; dat bevordert integratie van risicogeleide zorg in de keten. Het project BEHOUDT HET GOEDE: shared-decision-making, inbreng van cliënte, overleg met ketenpartners (ihb. verloskundigen), en flexibiliteit. Bij kraamzorg-op-maat is DIVERSITEIT erg relevant. Als succesvol, dan draagt LIP3.0 aan minder ongelijkheid. SAMENWERKING, CLIENTPARTICIPATIE, KENNISNETWERKEN: er wordt samengewerkt met alle belanghebbenden (kraamverzorgenden, verloskundigen, cliënten, regionale consortia, kraamzorgorganisaties, verzekeraars): raadpleging, input, feedback, focusgroep- en consensusbijeenkomsten. Het project benut de Kennisinfrastructuur van Regionale Consortia en van de Academische Werkplaats Kraamzorg.

Kenmerken

Projectnummer:
209070005
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2016
2018
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. G.J. Bonsel
Verantwoordelijke organisatie:
Universitair Medisch Centrum Utrecht