In 2017 werden ruim 30% van de niertransplantaties verricht bij patiënten die ouder dan 65 waren. Terwijl bij jongere transplantatiepatiënten falen van het orgaan zelf de belangrijkste reden voor orgaanverlies is, komt bij oudere ontvangers minder afstoting voor en is de orgaanoverleving door sterfte van de patiënt bepaald.
De hypothese in dit onderzoek is dat oudere niertransplantatiepatiënten gebaat zijn bij een behandeling die meer gericht is op het voorkomen van schadelijke bijwerkingen en sterfte dan op het voorkomen van afstoting. Om die reden wordt bij niertransplantatiepatiënten van 65 jaar en ouder de gebruikelijke immunosuppressieve behandeling vergeleken met een voor ouderen aangepaste immuunsuppressie, waarvan verwacht wordt dat dit gepaard gaat met minder infecties voor de patiënt en schade voor de getransplanteerde nier.
Na 2 jaar zal worden nagegaan of in de groep met de nieuwe geneesmiddelcombinatie meer patiënten met een goede nierfunctie in leven zijn en of dat de levenskwaliteit beter is.