Om een valide onderbouwing te geven voor de plaatsbepaling van de nieuwe orale antistollingsmiddelen (NOACs) ten opzichte van andere antistollingsbehandelingen, in Nederland, moet een representatief beeld worden gekregen op basis van onder andere gegevens over het gebruik, het type patiënt dat de middelen heeft gekregen (zoals leeftijd en ziektegeschiedenis) en bijwerkingen zoals bloeding of trombose.
De pilot betreft een inventarisatie van deze observationele data in de vorm van declaratiedata. Deze data zijn in de pilot geanalyseerd. Daarnaast is bekeken of op basis van bestaande cohorten de benodigde data kunnen worden verzameld.
Uit de pilot blijkt dat een deel van de antwoorden rondom veiligheid en kosteneffectiviteit die nodig zijn voor de plaatsbepaling, op basis van deze data kunnen worden verkregen. Het goed in beeld brengen van het type patiënt dat een bepaald antistollingsmiddel heeft gekregen blijkt onvoldoende specifiek uit de data te kunnen worden gehaald.