Mobiele menu

Preventing preterm birth in women with a previous preterm birth: identification of obstacles to change

Projectomschrijving

Bij vrouwen die (veel) te vroeg bevallen zijn, kan het risico op een volgende (veel) te vroege bevalling op twee manieren worden verminderd. Het geven van het hormoon progesteron vanaf de 20e week van de zwangerschap en het controleren op – en zo nodig behandelen van - bacteriële vaginose (bacterie-infectie in de vagina). Het toepassen van deze preventieve maatregelen gebeurt niet overal in dezelfde mate. In Amsterdam is nagegaan wat het toepassen ervan belemmert dan wel bevordert om op grond van deze kennis het landelijk toepassen van de twee interventies gericht te kunnen verbeteren. Vragenlijsten, interviews en groepsdiscussies met gynaecologen, verloskundigen en te vroeg bevallen vrouwen maakten duidelijk dat gebrek aan kennis over het nut van de twee maatregelen de belangrijkste reden is waarom deze niet altijd worden toegepast. Meer voorlichting (brochures, tijdschriften, presentaties) en opnemen van de maatregelen in protocollen lijkt daarmee de beste aanpak om het naleven van preventieve maatregelen voor een hernieuwde vroeggeboorte  te verbeteren.

Verslagen


Eindverslag

Introductie
Behandeling met progesteron en screenen voor bacteriële vaginose met indien nodig behandeling met antibiotica zijn strategieën die bewezen effectief zijn in het voorkomen van herhaalde vroeggeboorte. Het gebruik van deze strategieën varieert in Nederland sterk tussen obstetrische klinieken. Doel van ons project was om factoren die implementatie van beide behandelingen belemmeren danwel faciliteren te identificeren zodat er een effectief implementatieplan voor beide behandelingen geformuleerd kon worden.

Methoden
Wij verrichten een vragenlijstonderzoek onder gynaecologen, onder verloskundigen en onder patiënten met een recente vroeggeboorte. De vragen waren gebaseerd op informatie die verkregen was in focusgroep, discussies en pilot interviews. Naar aanleiding van de resultaten ontwikkelden wij een implementatieplan.

Resultaten
Wij vonden dat 86% van de gynaecologen, 49% van de verloskundigen en 27% van de patiënten bekend waren met progesteronbehandeling als strategie om herhaalde vroeggeboorte te voorkomen. Daarnaast schreef 25% van de gynaecologen feitelijk progesteron voor terwijl 21% van de verloskundigen progesteron zou adviseren aan patiënten met een eerder vroeggeboorte. Bij patiënten met een eerdere vroeggeboorte bleek 45% bereid te zijn behandeling met progesteron in een volgende zwangerschap te ondergaan. Met betrekking tot bacteriële vaginose en eventueel daarop volgende antibiotische behandeling bleek dat 84% van de gynaecologen, 50% van de verloskundigen en 32% van de patiënten bekend zijn met deze mogelijkheid tot screening. 56% van de gynaecologen screenden feitelijk op bacteriële vaginose, 50% van de verloskundigen adviseerde het feitelijk, en 87% van de patiënten bleek in een toekomstige zwangerschap bereid screening te ondergaan. Specifieke factoren die implementatie bij gynaecologen belemmerden waren gebrek aan kennis over de specifieke effectiviteit van de behandeling en gebrek aan steun door eigen kliniek. Bij verloskundigen konden geen specifieke factoren ten aanzien van de attitude bij behandeling gevonden worden. Wel viel op dat er duidelijke onbekendheid was met behandelstrategie in deze groep. Dit bleek ook een belangrijke factor te zijn in de patiëntengroep waar bereidheid tot ondergaan van de behandeling met name af bleek te hangen van de kennis over de behandeling en de ernst van de eerdere vroeggeboorte.

Conclusie
De belangrijkste reden voor slechte implementatie van progesteronbehandeling en screening voor bacteriële vaginose voor het voorkomen van herhaalde vroeggeboorte is gebrek aan bekendheid met deze behandeling onder gynaecologen, verloskundigen en patiënten. Implementatie strategieën moeten zich op kennis richten waarbij educatie gegeven kan worden met brochures, tijdschriften en congrespresentaties, maar meer nog door aanpassing van lokale protocollen op regionaal nationaal niveau.

zie aanvraag

Samenvatting van de aanvraag

IMPLEMENTATION PROBLEM: Preterm birth is the most important cause of perinatal morbidity and mortality. In 2003, evidence became available that both treatment with progesterone as well as screening for bacterial vaginosis and antibiotic treatment of screen-positive women are cost-effective interventions. Since then, 12 obstetric departments agreed on implementation of these new strategies. So far, there seems to be substantial variability in the use of these strategies. The strategies are well implemented in two academic hospitals, but in non-academic hospitals only a small part of the patients is being treated according to the protocol. Reasons for this non-compliance are unknown. IMPLEMENTATION OBJECTIVES: We want to identify factors that either facilitate or hamper the implementation of this combination strategy for the prevention of partus prematures. This knowledge can be used to develop an effective implementation strategy. IMPLEMENTATION ACTIVITIES/ STRATEGY: In structured interviews and questionnaires, we will ask patients, midwives and gynecologists about their attitude towards both strategies to prevent preterm labor in women at increased risk. We will address knowledge (probability of renewed preterm delivery, risks of preterm delivery, evidence about potential preventive measures), attitude towards fears and side effects of progesterone, as well as skills and habits. Based on these obstacles an implementation plan will be developed. POWER/ DATA-ANALYSIS: In a first step, assessment of attitude and knowledge in 10 doctors, 10 midwives and 10 patients is assumed to represent sufficient variability to identify the relevant factors hampering or facilitating the implementation of these interventions. From these interviews, a questionnaire will be developed containing the potential most important factors. This questionnaire will then be spread among all gynecologists in The Netherlands, as well as a large sample of midwives, insurance companies, pharmacies, as well as patients. Analyses will quantitatively and qualitatively report the results of the structured interviews. TIME SCHEDULE: Preparing of the interviews (3 months), data collection (9 months), analysis and report (6 months). IMPLEMENTATIE PROBLEEM: Vroeggeboorte is de belangrijkste oorzaak van perinatale morbiditeit and mortaliteit. In 2003, bleek uit nieuwe grote studies dat zowel behandeling met progesteron als screening op bacteriële vaginose (met aansluitend antibiotische behandeling van de screen-positieven) kosten-effectief was. Met die informatie besloten 12 afdelingen verloskunde om samen te werken bij de implementatie van deze strategieën. Op dit moment blijkt er aanzienlijke variatie in het gebruik van die strategieën te bestaan. In twee academische ziekenhuizen lijken ze goed te worden toegepast, maar in niet academische ziekenhuizen is de implementatie veel slechter. Oorzaken hiervoor zijn niet bekend. IMPLEMENTATIE DOELEN: Wij willen factoren identificeren die implementatie van een strategie ter voorkoming van herhaalde vroeggeboorte beïnvloeden. Met deze kennis kan een effectieve implementatiestrategie ontwikkeld worden. IMPLEMENTATIE ACTIVITEITEN/ STRATEGIE: In gestructureerde interviews en vragenlijsten, zal aan patiënten, verloskundigen en gynaecologen gevraagd worden naar hun attitude ten opzichte van beide strategieën om herhaalde vroeggeboorte te voorkomen bij vrouwen die eerder een vroeggeboorte hadden. Er zal ingegaan worden op kennis (kans op een herhaalde vroeggeboorte, risico s van vroeggeboorte, bewijs voor effectiviteit van preventieve maatregelen), attitude ten opzichte van de angst voor bijwerkingen van progesteron, en vaardigheden en gebruiken. Deze kennis kan gebruikt worden bij het ontwikkelen van een implementatiestrategie. POWER/ DATA-ANALYSE: In een eerste stap, de beoordeling van attitude en kennis in 10 gynaecologen, 10 vroedvrouwen en 10 patiënten zal voldoende zijn voor het identificeren van relevante factoren die implementatie beïnvloeden. Met deze kennis zal een korte vragenlijst ontwikkeld worden met de belangrijkste factoren. Deze vragenlijst zal verspreid worden onder alle gynaecologische praktijken in Nederland, en onder een representatieve steekproef van vroedvrouwen, verzekeraars, apotheken en patiënten. In de analyse zal zowel kwantitatief als kwalitatief worden gerapporteerd. TIJDSPAD: Opzetten van de interviews (3 maanden), data verzameling (9 maanden), analyse en rapportage (6 maanden).

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
94516004
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2005
2007
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. B.W.J. Mol
Verantwoordelijke organisatie:
Amsterdam UMC - locatie AMC