Mobiele menu

Development of organizational interventions to improve compliance with guidelines on depression and anxiety in primary care

Projectomschrijving

Bij het behandelen van mensen die kampen met psychische problemen beschikt de huisarts over richtlijnen die voorschrijven voor welke patiënten welke behandeling het meest geschikt is. In Utrecht is onderzocht in hoeverre patiënten met psychische problemen daadwerkelijk deze “gepaste zorg” krijgen en of hun klachten daardoor ook sneller of beter overgaan. Een analyse van gegevens van 750 huisartspatiënten liet zien dat 42% van de personen met uitsluitend een diagnose ‘depressie’ gepaste zorg kregen en 27% van de personen met alleen een angststoornis. Ongeveer de helft van personen met beide diagnoses kreeg gepaste zorg. Een kwart van alle personen met een psychiatrische diagnose vonden zelf dat ze geen probleem hadden en wilden niet behandeld worden. Zowel wanneer de patiënten gepaste zorg ontvangen als wanneer zij geen gepaste zorg ontvangen, nemen de depressieve klachten binnen 1 jaar af. Bij gepaste zorg iets sneller maar wel tegen extra kosten. Angstklachten nemen alleen af bij gepaste zorg.

Verslagen


Eindverslag

Deze studie had als doel om vast te stellen wat de belemmeringen in de huisartspraktijk zijn om gepaste zorg bij angst en depressie te leveren, en hoe de kosteneffectiviteit van gepaste zorg zich verhoudt tot die van zorg die niet volgens de richtlijnen geschiedt. Dit is onderzocht binnen het kader van een langdurig longitudinaal onderzoek waarin van de deelnemers bij aanvang door middel van een diagnostisch interview de aanwezigheid van angst of depressie was vastgesteld. In het kader van dit onderzoek worden de deelnemers 10 jaar gevolgd en na 1, 2, 4 en 6 jaar opnieuw ondervraagd. Onder de deelnemers bevinden zich ongeveer 750 huisarts patiënten, bij wie een diagnose van een angststoornis of een depressie was vastgesteld. Tijdens het interview aan het begin van het onderzoek zijn deze deelnemers uitgebreid ondervraagd over hun eigen kijk op hun problemen en hun behandelvoorkeuren, over het gebruik dat ze van medische voorzieningen maken, en een groot aantal kenmerken van hen is vastgelegd. In de vragenlijst na 1 jaar is opnieuw gekeken hoe ernstig de symptomen van angst en depressie zijn en hoe ze in het algemeen functioneren. Door deze gegevens met hun uitgangsgegevens te vergelijken kan bepaald worden in welke mate ze verbeterd zijn. De huisartsenzorg die deze mensen voor hun angst of depressie gekregen hebben, is voor een klein deel afgeleid uit het interview met de patiënt en voor een belangrijk deel uit het medisch dossier van de huisarts. In samenspraak met deskundigen uit de huisartsenwereld is vastgesteld welke gemeten zorg voldoende aansluit bij de richtlijnen voor huisartsen over de behandeling van angst en depressie. Dit noemen we gepaste zorg. Zodoende konden we per patiënt bepalen of deze gepaste zorg had ontvangen of niet. Ook konden we, op basis van de gegevens uit het medisch dossier en het interview, vaststellen welke kosten iedere patiënt naar aanleiding van zijn angststoornis of depressie had gemaakt. Hierbij werden ook maatschappelijke kosten als ziekteverzuim meegerekend. Bij ongeveer 40% van de patiënten met een angststoornis of depressie, werd de zorg als “gepast” beoordeeld. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat bijna 25% van de patiënten zelf vond dat men geen psychisch probleem had of dat men zelf geen behandeling nodig vond. Deze mensen hadden in de regel ook de minst ernstige symptomatologie. Naarmate de ernst van de aandoening toeneemt of er sprake is van angst en depressie tegelijk, neemt de kans op gepaste zorg toe. Hoger opgeleide patiënten, patiënten die positieve ervaringen met de benadering van hun arts hebben, patiënten die zelf aangeven medicatie of counseling te willen, hebben allen een grotere kans op gepaste zorg. Mensen met alleen een angststoornis hebben een kleinere kans op gepaste zorg dan mensen met een depressie. Huisartsen die meer vertrouwen in hun diagnostische kwaliteiten hebben, minder beperking in beschikbare tijd ervaren en samenwerken met GGZ-professionals als een sociaal psychiatrisch verpleegkundige of eerstelijnspsycholoog leveren eerder gepaste zorg. Zowel bij gepaste zorg als bij niet gepaste zorg zijn de depressieve symptomen na één jaar significant afgenomen en is het algemeen functioneren significant verbeterd. Bij depressie is er een trend dat onder gepaste zorg een sterker afname van depressieve symptomen wordt waargenomen dan bij niet gepaste zorg. Met gepaste zorg is ook sprake van een significante afname van angstsymptomen, met niet gepaste zorg is dat niet het geval. Behalve dat gepaste zorg tot iets meer verbetering leidt (bij depressie) dan niet gepaste zorg, brengt het ook meer kosten met zich mee. Patiënten die gepaste zorg hebben gehad, genereren bijna 1000 euro per jaar meer aan kosten. Deze resultaten zijn besproken met deskundigen uit de wereld van de huisartsgeneeskunde, de GGZ, zorgverzekeraars, onderzoekers en beleidsmakers. In deze bespreking met experts kwam naar voren dat een goede samenwerking tussen de huisartspraktijk (huisarts + al
Deze rapportage betreft de periode november 2006 – maart 2008. In deze periode is de inclusie van NESDA participanten afgerond. In februari 2007 waren er 1611 deelnemers, gerekruteerd in de praktijken van 65 huisartsen, geworven. Van hen hadden er 743 een huidige DSM-IV diagnose voor angst of depressie, 353 hadden zo’n diagnose in het verleden gehad, 141 hadden wel symptomen van angst of depressie maar te weinig om een diagnose te kunnen toekennen en 373 hadden geen symptomen en fungeren als controlegroep. Het onderzoeksproject is gericht op de gepastheid van de zorg die de mensen met een DSM-IV diagnose angst of depressie krijgen. Om deze gepastheid vast te stellen wordt o.a. gebruik gemaakt van gegevens uit de geautomatiseerde huisartsen informatie systemen die betrekking hebben op de periode van één jaar voor het inclusie interview tot één jaar na dat interview. Vandaar dat de feitelijke dataverzameling voor dit project doorliep tot februari 2008. In de tussentijd zijn twee overzichtsartikelen geschreven. Een review over de opvattingen en zorgbehoefte van patiënten, waarin het patiëntenperspectief in kaart wordt gebracht, (Prins MA, Verhaak PFM, Meer K vd, Bensing JM, Health beliefs and perceived need of mental health care for anxiety and depression - the patient's perspective explored. Clinical Psychology Review, 2008) en een review over effectieve implementatie strategieën voor patiënten met angststoornissen (Smolders M, Laurant M, Roberge P, van Balkom A, van Rijswijk E, Bower P, Grol R. Knowledge translation and improvement of primary and ambulatory care for patients with anxiety) dat gepubliceerd zal worden in de Canadian Journal of Psychiatry. Verder is de tussenliggende periode ook besteed aan het opstellen van een algoritme om gepaste zorg vast te stellen op basis van data uit de huisarts informatie systemen en het patiënteninterview. In de laatste twee maanden is met behulp van dit algoritme vastgesteld in hoeverre de patiënten met een diagnose angststoornis of affectieve stoornis gepaste zorg ontvangen hebben. Slechts een kleine minderheid van deze patiënten werd door de huisarts ook gediagnosticeerd als hebbende een angststoornis of depressie. Desalniettemin krijgt men in het geval van een affectieve stoornis in ongeveer de helft van de gevallen gepaste zorg. In het geval van een angststoornis is dit slechts een kwart.

Samenvatting van de aanvraag

This proposal aims at detection of barriers that keep general practitioners from delivering appropriate care to patients with depression or anxiety. In the end, the proposed study will produce a blueprint for implementation of interventions that will remove these barriers. In the short run, the proposal aims at the assessment of the degree of appropriate and inappropriate care (derived from a comparison between delivered care and guidelines), delivered to patients with anxiety or depression, identification of barriers, obstructing appropriate care, and an assessment of the cost-effectiveness of appropriate care. Next, the interventions will be designed to improve mental health care delivery in primary care. This study will be carried out within the already existing structure of a longitudinal 10-year study on depression and anxiety. This longitudinal study (Netherlands study on depression and anxiety (NESDA) is funded by ZonMw within the program Geestkracht. Within this NESDA-study cohorts of patients with depression and anxiety in primary care (N=1200) have already been selected within about 90 primary care practices. For these patients the degree of appropriate care and the barriers obstructing appropriate care will be assessed. Data will be gathered at patient and GP level. The study will especially focus on barriers and possible interventions in the organisation of mental health care delivery in primary care, i.e. aimed at possibilities of support of practice nurses, structured collaboration with mental health care (e.g. involvement of psychiatric nurses, stepped care approaches) and smooth referral lines.Additional data collection among GPs and practices will be done in the first year of the study. Analysis of appropriate care, its barriers and its cost-effectiveness will take place in the following 18 month. As a result a blueprint for intervention will be developed and discussed in expert meetings during the last half year. Because participating practices are involved in this 10-year study, it will be possible to design interventions that can be tested and implemented in a next stage, within the same study. Deze studie heeft als doel vast te stellen wat de belemmeringen in de huisartspraktijk zijn om gepaste zorg bij angst en depressie te leveren. Ook wordt onderzocht hoe de kosten-effectiviteit van gepaste zorg zich verhoudt tot die van de zorg die niet volgens de richtlijnen geschiedt. Op basis van deze analyse worden interventies voorgesteld om in een mogelijk vervolgonderzoek te implementeren en op hun effecten te onderzoeken. Binnen deze voorgestelde studie wordt op basis van reeds verzamelde data vastgesteld in hoeverre gepaste zorg bij angst en depressie geleverd wordt en welke belemmeringen er hiervoor zijn. Dit gebeurt aan de hand van gegevens die al verzameld zullen worden in het kader van de door het Geestkrachtprogramma van ZonMw gesubsidieerde studie ESDA. In NESDA participeren onder andere 1200 eerstelijns-patiënten (afkomstig uit 90 huisartspraktijken) met een gediagnostiseerde angststoornis of depressieve stoornis. Bij hen zal vastgesteld worden of de zorg die ze in de huisartspraktijk ontvangen overeenkomt met de zorg die in de richtlijnen wordt aanbevolen. Wat de meest geschikte interventie is zal moeten blijken uit de opgespoorde belemmeringen, die gezocht worden bij de patiënt, de huisarts en bij de praktijkorganisatie. Voorstellen voor interventies worden voorgelegd aan groepen experts op basis waarvan een interventie ontwikkeld zal worden die in een volgende studie, binnen hetzelfde NESDA kader kan worden getest. Het eerste jaar van de studie zal aan aanvullende dataverzameling onder huisartsen en hun praktijken besteed worden. Daarna zullen data uit NESDA beschikbaar zijn voor analyse van de mate van gepaste zorg, belemmeringen die dat met zich meebrengt en de kosten ervan. Hiervoor worden 18 maanden uitgetrokken. In het laatste half jaar wordt een blauwdruk van een interventie voorgelegd aan groepen experts en wordt een definitieve interventie en implementatieplan ontwikkeld. . implementation objective(s) / research question(s): . design: . study population(s)/ datasets: . intervention to be implemented: . implementation activities/strategy: . outcome measures and process indicators: . power/data analysis: . economic evaluation (if applicable): . time schedule: . implementatiedoelstelling / vraagstelling: . opzet: . studiepopulatie / databronnen: . te implementeren interventie/verrichting: . implementatie activiteiten/strategieën: . uitkomstmaten en procesindicatoren: . power-/data-analyse: . economische evaluatie (indien van toepassing): . tijdsplanning: :

Kenmerken

Projectnummer:
94514413
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2005
2009
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. P.F.M. Verhaak