Mobiele menu

Cost-effectiveness of subcutaneous immunotherapy in allergic rhinitis

Projectomschrijving

Samenvatting na afronding

Neus- en oogklachten door een pollen- of huisstofmijtallergie komen veelvuldig voor. Patiënten worden behandeld met standaard medicamenten of met een combinatie van medicijnen en immunotherapie, maandelijkse injecties met pollen en/of huisstofmijten. Om de voor- en nadelen van beide behandelingen te onderzoeken, werden deze vergeleken bij 183 patiënten met één of meerdere allergieën.

Resultaten

De klachten, het medicatiegebruik of kwaliteit van leven van patiënten uit de groep immunotherapie verschilden niet van de groep waar alleen medicijnbehandeling plaatsvond. Uiteindelijk bleken de kosten in de immunotherapiegroep hoger. Gezien het goede effect van standaard medicijnen bij de patiënten van dit onderzoek moet immunotherapie wellicht voorbehouden worden aan patiënten met ernstige neusklachten, die niet goed onderdrukt worden door standaard medicamenten.

Daarnaast is met behulp van de database van apothekers onderzoek gedaan naar de therapietrouw van de patiënten. Hieruit werd geconcludeerd dat slechts een klein gedeelte van de patiënten de vereiste 3 jaar immunotherapie volmaken. Het is daarom van cruciaal belang therapietrouw te verbeteren.

Samenvatting bij start

Wat is de juiste balans tussen kosten en baten van een goede behandeling?
In dit onderzoek worden twee groepen patiënten met hooikoorts en huisstofmijtallergie met elkaar vergeleken. De ene groep houdt hun standaardbehandeling met tabletten, neusspray en/of oogdruppels. De andere groep krijgt daarnaast injecties met een sterk verdunde oplossing van hun allergie-verwekker. Deze behandeling heet immunotherapie. Niemand krijgt nepmedicijnen. Op deze manier kan worden onderzocht of de nadelen van immunotherapie opwegen tegen de voordelen. Voordelen zijn: langdurige afname van allergische klachten waardoor de patiënt minder medicijnen nodig heeft, zich thuis en op het werk beter voelt en minder verzuimt. Nadelen zijn: hoge prijs van de behandeling, lange duur (3 tot 5 jaar maandelijks injectiekuren) en mogelijke bijwerkingen. Immunotherapie is dus een goede, maar zeker geen ideale behandeling.
Daarom wordt in deze studie met behulp van internetvragenlijsten onderzocht of immunotherapie effectief en kosteneffectief is. Voor meer informatie zie projectwebsite.

Verslagen


Eindverslag

De AIRFORCE studie onderzoekt de effectiviteit en kosteneffectiviteit van subcutane immunotherapie (SCIT) met extracten van boompollen, graspollen of huisstofmijt (of combinaties hiervan) bij patiënten met rhinitis op basis van een allergie voor deze allergenen. Patiënten die naast standaard medicatie (UC: ‘usual care’) gedurende 1 of 2 jaar immunotherapie ontvingen werden vergeleken met patiënten die alleen met standaard medicatie werden behandeld. Middels online vragenlijsten werd informatie verkregen over symptomen, dagen zonder symptomen of medicatie, kwaliteit van leven en directe c.q. indirecte medische kosten.
Na 1 of 2 jaar werd geen behandel effect van SCIT gevonden op symptoomscores noch bij analyses op behandeling met boompollen, graspollen afzonderlijk, noch bij analyse op combinaties van allergenen of op de gehele groep. Ook onderscheidden de patiënten die SCIT ondergingen zich niet bij de analyse van andere medische uitkomsten.
De economische analyse liet zien dat SCIT werd gedomineerd door standaard behandeling. Er is geen significant verschil in kosten tussen beide behandelingen, zowel vanuit gezondheidszorgperspectief of maatschappelijk perspectief.
Hoewel de patiënten werden ingesloten op basis van de richtlijnen, is het mogelijk dat een scherpere indicatiestelling gericht op patiënten met ernstige rhinitis die niet goed worden gecontroleerd met standaard therapie noodzakelijk is.
Ten tweede omvat de AIRFORCE studie een retrospectief onderzoek naar therapietrouw bij patiënten die SCIT of sublinguale immunotherapie (SLIT) ondergingen gebruik makend van een landelijke database van apotheken, waarmee 20% van de Nederlandse bevolking werd gedekt . Het bleek dat het aantal patiënten die de voor immunotherapie vereiste drie jaar behandeling onderging laag was. Patiënten die SCIT ondergingen, werden langer behandeld dan patiënten met SLIT. Het is van cruciaal belang therapietrouw te verbeteren.

Allergische neusklachten (allergische rhinitis/hooikoorts) komen bij meer dan 20% van de bevolking voor. Behandeling bestaat uit het toedienen van medicatie. Daarnaast is het mogelijk om met behulp van hyposensibilisatie of immunotherapie niet alleen de klachten te onderdrukken, maar ook het beloop van allergische rhinitis gunstig te beinvloeden. Het gunstige effect van de behandeling houdt aan, ook na staken van de therapie. Aangezien immunotherapie met injecties arbeidsintensief is voor patënt en arts, is dit onderzoek bedoeld om bij 240 volwassen allergische patiënten, die hetzij gewone zorg, hetzij gewone zorg en immunotherapie ontvangen na tegaan of immunotherapie met relevante allergenen als graspollen, boompollen en huisstofmijt - of combinaties - toegevoegd aan medicatie niet alleen effectief maar ook kosteneffectief is. Met het onderzoek wordt ook duidelijk of immunotherapie bij patiënten met meerdere allergieën even effectief is als bij patiënten met een enkele allergie. Tevens geeft het onderzoek inzicht in de therapietrouw. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een database van het PHARMO-instituut. Tenslotte maakt het onderzoek de kosten van allergische rhinitis in Nederland inzichtelijk.

Samenvatting van de aanvraag

Prevalence of allergic rhinitis is estimated at 22.7%. Reported annual costs of allergic rhinitis in different countries vary from € 1,543 to € 4,260 per adult. Apart from usual care, which consists of symptomatic, anti-allergic medication, subcutaneous immunotherapy (SCIT) with allergens has proven long-term effects on symptoms of both rhinitis and asthma. However SCIT is expensive and its cost-effectiveness has not been proven. Objectives: First, to estimate the cost-effectiveness of SCIT with grass pollen (GP), tree pollen (TP) and house dust mites (HDM) – the most prevalent allergies treated with SCIT – or combinations compared with UC. Second to estimate the clinical efficacy of SCIT with GP, TP, or HDM in subgroup analysis. Third, evaluation of the adherence to therapy using retrospective data from the project group, trial based data and data obtained from the PHARMO database? Study population: adults with persistent allergic rhinitis based on sensitization to GP, TP, HDM or combinations recruited from 1 allergy centre, 7 general and 3 university hospitals. Intervention: SCIT with GP, TP, HDM or combinations. Outcome measures: Cost-effectiveness: the costs per successfully treated patient, the costs per symptom-free day during the second year, the costs per QALY, the costs per patient with a clinically relevant improvement on the Rhinitis Quality of Life Questionnaire (RQLQ). Clinical effectiveness: Symptom scores in pollen peak periods or HDM peak exposure periods, VAS (visual analogue scale), medication scores, RQLQ and global assessment. Sample size: Based on previous Dutch studies 44 patients with GP allergy, 44 with TP and 49 with HDM allergy per treatment armare required to detect clinical effectiveness for the separate allergens. Taking overlap between allergies into account, we aim at 100 patients per treatment arm (SCIT or UC) for the economic evaluation. With 15% drop out rate 240 patients are required. Data analysis: Comparisons of the primary outcome will be done by analyses of covariance taking account of retrospective symptom scores (in case of pollen allergy) or baseline scores (in case of HDM allergy), age, sexe and co-sensitization.A. A comprehensive trial-based economic evaluation with a 2-year time horizon will be conducted. This will be complemented by a model-based economic evaluation that extends the time horizon to 10 years. Time schedule: recruitment of 2 cohorts. September - November 2009 start 1st cohort, end September-November 2011; September - November 2010 start 2nd cohort, end September-November 2011 The adherence to treatment in this study will be compared with retrospectively analysed data from the participating centres and data from the PHARMO database.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
170995002
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2009
2015
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. R. Gerth van Wijk
Verantwoordelijke organisatie:
Erasmus MC