‘Therapietrouw is dat je trouw bent aan de afspraak die je met je zorgverlener maakt.’

‘Mens en maatschappij in geneesmiddelengebruik’, onder deze titel houdt NIVEL-onderzoeker prof. dr. Liset van Dijk op 25 juni 2019 haar inaugurele rede aan de Rijksuniversiteit Groningen. Haar leeropdracht is het farmaceutisch zorgonderzoek, waarin het sociaalwetenschappelijk perspectief centraal staat. Hoe kunnen we de zorg zo verbeteren dat deze het goed gebruik van geneesmiddelen bevordert?

Hoe komt een socioloog in onderzoek naar geneesmiddelengebruik terecht?

Liset van Dijk: ‘Ik studeerde in Wageningen en deed bij het NIVEL een stage over het voorschrijven van geneesmiddelen. Via diverse omwegen kwam ik daar uiteindelijk weer terecht, in een onderzoeksfunctie op hetzelfde thema. Veel mensen denken bij geneesmiddelen als eerste aan de effectiviteit of bijwerkingen. Maar in de vraagstukken binnen de farmacie zit veel sociologie, bijvoorbeeld welke plek geneesmiddelen hebben in de samenleving en hoe dat het concrete gebruik door patiënten kan beïnvloeden.’

Wat behelst de leeropdracht ‘farmaceutisch zorgonderzoek’?

’Farmaceutisch zorgonderzoek bestudeert de rol van geneesmiddelen vanuit sociaalwetenschappelijk perspectief. Het doel is het verbeteren van de zorg, zodat die het goed gebruik van geneesmiddelen bevordert. Het gaat daarbij dus niet zozeer om de therapeutische werking van een middel. Maar: wat doet het systeem in de farmaceutische zorg met mensen, hoe wordt dat systeem beïnvloed door beleid en hoe beïnvloeden mensen elkaar in hun omgang met geneesmiddelen?’

Wat is het belang van gedeelde besluitvorming voor therapietrouw?

‘Vroeger dachten we bij therapietrouw aan het gebruik volgens voorschrift. Maar voor mij is het dat je trouw bent aan de afspraak die je met je zorgverlener maakt. Iemand is wat mij betreft ook therapietrouw als ie afspreekt om zijn plaspil op donderdag te laten staan, omdat hij dan ongestoord naar zijn bridgeclub wil kunnen. Naar de vraag of gedeelde besluitvorming aantoonbaar helpt bij therapietrouw kan overigens nog wel wat meer onderzoek worden gedaan.’

Welke communicatievaardigheden hebben farmaceutische zorgverleners nodig?

‘Apothekers willen een meer zorgverlenende rol hebben, en daar hoort communicatie bij. Niet alleen de werking en het gebruik uitleggen en goed checken of de patiënt het heeft begrepen. Maar vooral ook achterhalen of mensen in hun dagelijks leven bepaalde problemen ervaren met het middel. Vinden ze het misschien lastig in te passen In hun dagelijkse routine? Ervaren ze een bijwerking of zijn ze daar bang voor? Als apothekersassistenten bij het tweede uitgiftegesprek gericht doorvragen, blijkt maar liefst een kwart van de mensen een dergelijk probleem te ervaren. Daar is dus winst te behalen, want in zo’n vroeg stadium kun je samen nog heel goed zoeken naar oplossingen.’

Welke onderzoeksmethoden passen goed bij farmaceutisch zorgonderzoek?

‘We kunnen veel leren van klinische trials, bijvoorbeeld welke effecten therapietrouwinterventies hebben op gezondheidsuitkomsten. Maar als je wilt onderzoeken hoe een interventie uitpakt in de dagelijkse realiteit – met alle verschillen tussen zorgverleners, patiënten en settings – kun je meer met actieonderzoek. Als een bepaalde training misschien gaandeweg toch beter kan worden aangepast, is dat in actieonderzoek gewoon mogelijk. De vraag wat er in de praktijk gebeurt als je aan zo’n training sleutelt, is juist cruciaal om aanknopingspunten te vinden voor implementatie. We doen nu bijvoorbeeld onderzoek naar de Kijksluiter. Wat we daarbij gaan leren over implementatie, is ook weer bruikbaar voor andere interventies.’

Wat gebeurt er in de proeftuinen rond therapietrouw?

‘Deze proeftuinen worden opgezet door het kennisconsortium Make-It, dat ik per 1 juli 2019 coördineer. Het initiatief is gefinancierd door ZonMw. De proeftuinen vormen een zogeheten living lab, een levensechte praktijksetting waarin partijen samen interventies uitkiezen en testen. Ik hoop dat het veel gaat opleveren. Niet alleen omdat we praktijkgericht onderzoek kunnen doen, maar ik zie ook kansen om zo de zorg rond geneesmiddelengebruik te verbeteren. Het zou mooi zijn als we over een paar jaar van een paar interventies weten dat ze goed te implementeren zijn. En dat de proeftuinen zo enthousiast zijn geworden dat ze dit ook willen uitdragen. Maar de grootste uitdaging is het realiseren van randvoorwaarden om successen te bestendigen. Als we in de proeftuinen vanaf het begin iedereen aan boord krijgen, dus bijvoorbeeld ook de zorgverzekeraars, kunnen we daar de komende tijd gericht aan gaan werken. In de concrete praktijk.’