Kwaliteit van zorg en welzijn is teamwerk

6 geleerde lessen van senior programmamanager Ineke Voordouw
Na haar eerste vakantiebaan in 1976 in een verpleeghuis, heeft Ineke Voordouw de wereld van gezondheid, welzijn en zorg niet meer losgelaten. Bij ZonMw werkte ze de laatste 13 jaar aan programma’s en thema’s ‘dicht bij de praktijk’. Nu ze recent met prepensioen is, blikt ze met 6 geleerde lessen terug én vooruit.

Bij ZonMw werkte Ineke Voordouw als senior programmamanager voor verscheidene programma’s, waaronder de programma’s ‘Kwaliteit van Zorg’ en ‘Zichtbare schakel. De wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt’. Ook zette zij zich in voor belangrijke ZonMw-brede thema’s, zoals professionalisering, onderwijs en (innovatie van) professionele richtlijnen.

Dicht bij de praktijk

Haar werkzaamheden bij ZonMw bevonden zich altijd dicht bij de praktijk, een bewuste keuze voor iemand die maatwerk en maatschappelijke impact hoog in het vaandel heeft. Hoe breder en ervarener zij is, hoe meer haar overtuiging groeit dat kwaliteit van zorg en welzijn alleen kunnen verbeteren als ‘de driehoek zorgvrager-naaste-professional’ meer aandacht krijgt.

‘Ik zag dit bij ZonMw en zeker ook privé. Ik heb lang voor mijn vader gezorgd, die daardoor in zijn eigen huis kon blijven wonen. Nu doe ik veel voor een goede vriend, die 3 jaar geleden een ernstige hersenbloeding kreeg. Regelmatig merk ik dat het niét vanzelfsprekend is om de inbreng van naasten serieus te nemen, of het nu in het ziekenhuis is of elders. Doe dat alsjeblieft wel, vóer dat gesprek.’

De kennis en ervaring van zorgvragers (cliënten, patiënten, bewoners) en hun naasten is gelijkwaardig aan die van zorgprofessionals, benadrukt Voordouw. En zowel die kennis als ervaringen gaan over het hele leven, wat veel meer is dan alleen de ziekte of beperking. ‘Maak daar gebruik van en betrek ook de naasten bij het samen beslissen.’

Anders gaan kijken

Deze zelfde vriend heeft nu ernstige beperkingen en woont in een verpleeghuis. Voor een woonplek voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel staat hij op een - hele lange - wachtlijst. Hij is van niet-Nederlandse komaf, waardoor het contact met instellingen en instanties extra moeilijk is.

‘Mijn ervaringen als mantelzorger in deze laatste 3 jaar hebben mijn kijk op Nederland en op de zorg veranderd. Ik besef nu nog beter dat ik als witte en hoogopgeleide vrouw veel dingen niet zie, en ook niet ervaar. Voor mensen die kwetsbaar, afhankelijk en minder mondig zijn, is het heel moeilijk om hun stem te laten horen. Hetzelfde geldt voor hun naasten. Schrijnender nog vind ik dat er vaak ook interesse in die stem ontbreekt.’

6 geleerde lessen om te delen

Wie langer dan 10 minuten met Ineke Voordouw praat, merkt hoezeer haar werk- en persoonlijke leven met elkaar verweven zijn. Zij formuleert 6 lessen en elk van die lessen is doorspekt met argumenten, voorbeelden en verwijzingen, makkelijk switchend van werk naar privé en omgekeerd. Het zijn doorleefde lessen, recht uit het hart en onverbloemd. En ja, natuurlijk hangen deze lessen ook met elkaar samen.

‘Ik ben bij honderden ZonMw-projecten betrokken geweest. Aan projectleiders vroeg ik altijd naar hun geleerde lessen, dat leverde steevast waardevolle informatie op. In mijn 6 lessen verwijs ik dus graag naar mooie en gevarieerde projecten en artikelen.’

Les 1: creëer voorwaarden om waardevolle kennis en initiatieven te borgen

In de wereld van welzijn, gezondheid en zorg wemelt het van de innovaties, onderzoeken, experimenten, goede voorbeelden, kop- en voorlopers en veelbelovende praktijkinitiatieven. Het is belangrijk dat al deze projecten (experimenteer)ruimte krijgen, maar helaas zijn er vaak onvoldoende tijd, middelen en passende (wettelijke) kaders om nieuwe inzichten en veelbelovende initiatieven tot bloei en wasdom te laten komen. Voordat je het weet, wordt een innovatie niet verder gebracht of te snel in (bestaande) beleids- en bekostigingsvoorwaarden ingekaderd. Er is meer en andere inzet nodig om het daadwerkelijk gebruik van al die kennis en initiatieven te borgen en vergroten, zodat ze meer ten goede kunnen komen aan de samenleving. 

Voordouw: ‘Bij veel projecten is de stap naar implementeren en borgen van de resultaten te groot. In je projecten laat je zien wat kan, wat werkt en wat niet, en wat wenselijk is. Maar dat betekent niet dat dit zonder meer in de praktijk wordt overgenomen. Er gaan dan andere belangen, afwegingen en mechanismen een rol spelen, waardoor resultaten vaak onvoldoende beklijven.'

ZonMw moet hier nog pro-actiever in zijn bij het opzetten en uitvoeren van programma’s, adviseert Voordouw. Zowel richting opdrachtgevers, beleidsmakers en vertegenwoordigers van relevante koepelpartijen, als richting bestuurders en managers in zorg en welzijn. Houd hen voldoende betrokken bij het programma, zodat ze ook medeverantwoordelijkheid nemen voor de opbrengsten. ‘Ook projecten moeten al bij het toekennen van subsidies gestimuleerd worden om aandacht aan het borgen van mogelijke projectresultaten te besteden. Wat heeft de samenleving eraan? Ik heb te vaak meegemaakt dat deze vraag pas tegen het einde van het project op tafel kwam.’   

Een voorbeeld hiervan is het programma Zichtbare schakel. Dit programma werd zeer goed ontvangen door wijkverpleegkundigen, die door de projecten weer ‘vrije regelruimte’ kregen. Zij konden weer doen wat zij als professionals nodig vonden. Ook was er meer ruimte voor preventie in de wijk. Voordouw: ‘Alleen toen het op de borging van deze verworvenheden aankwam, ontstond er discussie. Andere partijen gingen hierover, de discussie werd ineens aan andere (politieke) tafels gevoerd. Die zo gewaardeerde en motiverende vrije regelruimte werd hiermee flink ingeperkt, zeker voor wat betreft preventie.'

Les 2: kwaliteit van zorg en welzijn is teamwerk

Onderzoek en innovatie om de kwaliteit van zorg en welzijn te verbeteren zijn vaak onvoldoende gericht op het hele team van professionals die bij de zorg en ondersteuning betrokken zijn. Vooral professionals die op mbo-niveau zijn opgeleid, zoals verzorgenden, praktijkassistenten, mbo-verpleegkundigen en sociaal werkers worden vaak niet betrokken bij de ontwikkeling, verspreiding en toepassing van kennis. Als niet ieder teamlid bij een ‘kwaliteitsproject’ betrokken wordt, zal de kwaliteit van zorg niet verbeteren.

Zo lag in het programma Zichtbare schakel de focus op hbo-opgeleide wijkverpleegkundigen. Na verloop van tijd is deze verbreed naar het hele team dat voor wijkverpleging verantwoordelijk is, omdat betrokkenen zich realiseerden dat 80 tot 90% van de wijkverpleging door professionals op mbo-niveau wordt uitgevoerd. Concreet zijn toen ook trainingen voor verzorgenden georganiseerd, naast de zogeheten ambassadeurs voor de wijkverpleegkundigen. Voordouw: ‘Ik vind het heel mooi dat er steeds meer initiatieven zijn die de zeggenschap van verpleegkundigen en verzorgenden bevorderen. Hierdoor kunnen zij gelijkwaardig meepraten over de kwaliteit van zorg, beleid en strategische vraagstukken. Gelukkig is er hierbij ook toenemende aandacht voor de rol van mbo-opgeleide professionals.'

Les 3: de samenwerking tussen formele en informele zorg moet verder uitgewerkt worden

Overal lees en hoor je dat formele en informele zorg beter met elkaar moeten samenwerken. De informele zorg zou ook, gezien de krapte op de arbeidsmarkt en de oplopende zorgkosten, meer taken op zich moeten nemen. In de praktijk is het nog allesbehalve vanzelfsprekend om vanuit de zogeheten driehoek ‘zorgvrager-naaste-professional’ te denken en te werken. Hier is een cultuuromslag voor nodig, waarbij er aandacht voor wederzijdse verwachtingen en verantwoordelijkheden moet zijn. Een goede communicatie is onontbeerlijk.

Voordouw: ‘Hoe ga je dat gesprek aan, wat is daar voor nodig, verstaan we elkaar letterlijk en figuurlijk? En hoe ziet die sociale omgeving eruit, zijn er wel altijd betrokken naasten?'

Volgens Voordouw wordt in beleid vaak te makkelijk gedacht over de samenwerking tussen informele en formele zorg, maar is op dit terrein meer reflectie en onderzoek nodig. Hoe werkt dit in de praktijk, aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan? Ze geeft het voorbeeld van haar goede vriend, bij wie ineens een vrijwilligster in zijn kamer stond. Dat was geregeld door de woonbegeleider van het verpleeghuis, maar zonder overleg met zijn naasten. Deze vrijwilligster kon echter niet goed omgaan met de ernstige afasie van haar vriend. Al snel bleek dat de woonbegeleider de vrijwilligster niet had verteld dat deze bewoner afasie heeft. De woonbegeleider mocht deze dossierkennis namelijk niet met de vrijwilligster delen, zo werd gezegd. Het gevolg was dat de vrijwilligster zelf met de naasten over haar ongemak met de situatie wilde spreken, maar desondanks alweer snel besloot te stoppen met de bezoekjes. Voordouw: 'Hier is dus niemand iets mee opgeschoten, zeker mijn vriend en de naasten niet. Die wisten allang dat veel mensen niet goed met iemand met afasie kunnen communiceren en dat voor zichzelf heel lastig vinden.’

'In het geval van mijn vriend zeg ik wel eens tegen de betrokken professionals dat we wederzijds afhankelijk zijn. Hoe krijgt mijn vriend dagelijks optimale zorg? Dit vraagt wat van iedereen, elke dag opnieuw. Je kiest elkaar niet uit, de samenwerking met de een zal makkelijker zijn dan met de ander. Zorgprofessionals hebben met veel verschillende mensen en situaties te maken, maar zorgvragers en naasten net zo goed. Voor iedereen is maatwerk nodig, dat vraagt om continu schakelen. Hoe kunnen we dat nou beter doen? Ik vind dat een uitdaging.’

Les 4: professionele richtlijnen moeten nog meer uitgaan van de context van de zorgvrager

Veel professionele richtlijnen worden voor en vanuit de afzonderlijke beroepsgroepen ontwikkeld: huisartsen, medisch specialisten, paramedici, verpleegkundigen en verzorgenden, psychologen, enzovoorts. De vraagstukken en kennisagenda’s van deze beroepsgroepen zijn daarin vaak leidend, ook al worden vertegenwoordigers van zorgvragers en andere zorgprofessionals wel uitgenodigd voor een richtlijnwerkgroep. In de praktijk betekent dit dat er professionele richtlijnen liggen die niet altijd op elkaar zijn afgestemd. Soms is er ook te weinig rekening gehouden met het perspectief van de zorgvrager.

Voordouw: ‘Vanuit ZonMw stimuleren we de ontwikkeling van professionele richtlijnen waarbij de context van de zorgvrager een belangrijk uitgangspunt is. Met welke zorg- en welzijnsprofessionals heeft de zorgvrager te maken en worden deze ook bij de richtlijnontwikkeling betrokken? Waar mogelijk streven we naar multidisciplinaire richtlijnen, waar nodig laten we het bij monodisciplinair. Sinds kort coördineert Patiëntenfederatie Nederland de ontwikkeling van enkele generieke richtlijnen: dat vind ik een mooie ontwikkeling.’

Het ontwikkelen van richtlijnen is complex. Verschillende partijen, elk met verschillende doelen en belangen, willen iets met een professionele richtlijn, en vinden er ook iets van. Aanbevelingen over goede zorg worden geformuleerd op basis van wetenschappelijk onderzoek, praktijkdata en waarden en ervaringen van zorgvragers, naasten en zorgprofessionals. Over die aanbevelingen zijn in de richtlijnwerkgroep al de nodige discussies. Maar deze discussies worden soms doorkruist door vraagstukken over bekostiging, kosten-batenanalyses en duurzame zorg: is die goede zorg ook betaalbaar en duurzaam? De betrokken zorgprofessionals, zorgvragers en naasten in de richtlijnwerkgroep zijn daar niet per se deskundig in, dat vraagt om andere expertise.

Voordouw: ‘Mijn advies is om eerst de vraagstukken en beoogde doelen van een professionele richtlijn goed in kaart te brengen en daarbij helder te omschrijven wie er waar voor verantwoordelijk is. Op basis daarvan kan je een richtlijn ontwikkelen, implementeren en ook innoveren. Mijn ervaring is dat dit zeker niet vanzelf gaat. ZonMw kan vanuit haar programma’s partijen bij elkaar brengen en bewegingen op dit terrein stimuleren.’

Les 5: betrek zorgprofessionals, zorgvragers en naasten nog meer bij onderzoek en innovatie

Onderzoek en innovatie zijn van groot belang in een steeds veranderende samenleving met nieuwe vraagstukken en uitdagingen op het gebied van welzijn, gezondheid en zorg. Maar hoe vinden de uitkomsten daarvan hun weg naar praktijk, onderwijs en beleid? Voor onderzoekers is het niet altijd vanzelfsprekend om professionals, zorgvragers en naasten van het begin af aan bij hun project te betrekken. Voor de latere toepassing van de resultaten is dat wel noodzakelijk. Hoe maak je onderzoeksuitkomsten voor verschillende doelgroepen toegankelijk? Voordouw: ‘Vaak zien we daarbij een kloof tussen wetenschap en praktijk, bijvoorbeeld in het gebruik van informatiebronnen of taalvaardigheid. Zorgprofessionals raadplegen eerder professionele richtlijnen, kennispleinen en hun eigen vakbladen dan wetenschappelijke publicaties.’

Projectleiders moeten al bij het schrijven van hun onderzoeksvoorstellen aandacht aan deze impactvraag besteden. Vervolgens geldt dit ook bij de uitvoering en afronding ervan. Voordouw: ‘Bij de praktijkprojecten waar ik bij betrokken was, heb ik daar altijd extra aandacht aan besteed. Wie zijn er geraadpleegd voor het projectvoorstel, wie nemen deel aan de projectgroep, hoe wil deze projectgroep de resultaten van het onderzoek gaan verspreiden? In de programmacommissies hebben we daar goed naar gekeken.’

Zelf pleit zij bij praktijkgericht onderzoek vooral voor meer samenwerking tussen universiteiten, hogescholen en ROC’s. Steeds meer ROC’s hebben practoraten om op het niveau van mbo-professionals onderzoek te doen. ‘Juist die practoraten kunnen helpen om de kloof tussen wetenschap en de praktijk van de mbo-zorg- en welzijnsprofessionals te dichten.’    

Een punt dat Voordouw ook graag onder de aandacht brengt, is dat iedereen (ook) over ervaringskennis beschikt. In onderzoeksprojecten worden vaak afgebakende rollen onderscheiden, zoals onderzoeker, professional en zorgvrager. ‘Maar iedereen heeft ook eigen ervaringen met zorg, welzijn en gezondheid. Iedereen maakt nare en verdrietige situaties mee. Dat vormt je. Zelf merk ik dat mijn eigen ervaringen invloed hebben op hoe ik naar de wereld kijk, en dus ook hoe ik in mijn werk sta. Misschien moeten we daar, natuurlijk met respect voor ieders privacy, explicieter over zijn? Hoe kijk jíj naar de zorg, hoe kijken je collega’s daarnaar? Dat is toch niet iets steriels?’

Recent liet een onderzoek van het Athena Instituut (VU) en het RIVM over de coronavaccinaties zien dat ook zorgprofessionals op dit gebied dilemma’s hebben. Een van de onderzoekers verbaasde zich erover dat bezorgde burgers ook vaak zorgprofessionals zijn. Teun Zuiderent-Jerak. ‘Het idee dat zorgprofessionals wel weten hoe een vaccin werkt of geen zorgen hebben, klopt dus niet altijd. Zij kregen als eerste het vaccin en hadden er ook heel veel vragen over. De scheiding is minder scherp dan we dachten; als arts kan je ook gewoon een bezorgde burger zijn.’

Les 6: meer opleiden voor het omgaan met groeiende hoeveelheid informatie en innovaties

In het programma Zichtbare schakel kwam naar voren dat opleidingen voor hbo-verpleegkundigen soms onvoldoende aansloten op de praktijk van de wijkverpleging. Om die reden zijn projecten ontwikkeld die de vorming van leernetwerken stimuleren, waarin docenten, zorg- en welzijnsprofessionals, studenten en vaak ook onderzoekers met en van elkaar leren. In deze leernetwerken wordt expliciet aandacht besteed aan de omgang met verschillende informatiebronnen. Waar halen de deelnemers hun (nieuwe) kennis vandaan? Denk daarbij aan kennispleinen, professionele richtlijnen, vakbladen, maar ook internet, eigen ervaringen en die van collega’s. Het is vooral belangrijk om ook op dit punt naar maatwerk te zoeken, want niet iedereen leert op eenzelfde manier, gebruikt dezelfde bronnen en heeft dezelfde informatie nodig. Voordouw: ‘Het tekort aan personeel maakt dat de ruimte om te blijven leren en verder te professionaliseren er nog weleens bij in schiet. Dat is zonde, want leren en verder professionaliseren kan zorgprofessionals juist goed motiveren en vasthouden.'

Ook professionele richtlijnen spelen een rol bij het toegankelijk maken van kennis en innovatie. In elke richtlijn staan aanbevelingen voor goede zorg op basis van de laatste inzichten, die op verschillende informatiebronnen gebaseerd zijn. Het is voor zorgprofessionals onmogelijk om zelf alle (internationale) literatuur en andere informatiebronnen bij te houden, richtlijnen helpen hierbij. Voordouw: 'Met richtlijnontwikkeling is internationaal en ook in Nederland veel ervaring opgedaan. Er zijn hierin nog wel grote verschillen tussen de verschillende beroepsgroepen. Door ook studenten bij richtlijnontwikkeling te betrekken, leren zij omgaan met de vele informatie die voorhanden is. Bij multidisciplinaire richtlijnen komen daar de perspectieven vanuit verschillende disciplines nog eens bij.'

Over Ineke Voordouw

Ineke Voordouw studeerde Humane Voeding aan de Wageningen University & Research (WUR) met specifiek aandacht voor wereldvoedselproblematiek en ontwikkelingssamenwerking. Haar studie bracht haar in 1986 naar Benin, West-Afrika, waar zij zich zes jaar lang inzette om de publieke gezondheidszorg te verbeteren. Vervolgens was ze werkzaam in diverse banen in, met, voor en aan de (geestelijke) gezondheidszorg in Nederland. Daarnaast heeft ze jarenlange ervaring als mantelzorger.

Ik wil mijn kennis en ervaring graag inzetten voor het verder uitwerken en verbeteren van de samenwerking tussen de formele en informele zorg.

Na een loopbaan van 40 jaar in de gezondheidszorg, heeft ze geen betaalde baan meer. Op haar LinkedIn-profiel laat ze dit al zien: ‘burger | mantelzorger | verbinden (in)formele zorg’, staat daar nu. Eerder stond op dezelfde plek een omschrijving van haar werk bij ZonMw: ‘Verbinden praktijk - onderwijs – onderzoek’.

Verbinden

Met dit verbinden wil ze doorgaan. Het is wat ze het liefste doet én waar ze goed in is: Voordouw is een verbinder pur sang, al haar hele leven lang. In een 3 uur durend gesprek valt bijvoorbeeld op hoezeer zij de samenwerking tussen de formele en informele zorg wil verbeteren. ‘Als je het in de zorg over een team hebt, bestaat dit voor mij uit de cliënt/patiënt/bewoner, naasten, zorgprofessionals en vrijwilligers. Maar hoe zorg je binnen zo’n team voor samenwerking, hoe doe je dat op een goede manier, met oog voor maatwerk? Daar wil ik mee verder, maar ik weet nog niet hoe. Een nieuwe uitdaging, dus.'

Colofon

Tekst: Gonny ten Haaft
Beeld:
Kim Krijnen
Eindredactie ZonMw